De Associatie van Grauwe wilg komt voor in matig voedselrijke tot voedselrijke moerassen. De gemeenschap groeit op laagveen, in beekdalen, in en langs voedselrijk geworden vennen, op niet overstroomde plaatsen langs rivieren, in duinvalleien en in spoorsloten. De diepte van de grondwaterstand is gevarieerd. De bodem is basischer, minder voedselarm en minder venig dan bij de Associatie van Geoorde wilg.
Het Europese areaal van de Associatie van Grauwe wilg omvat de gematigde delen van de Eurosiberische regio en strekt zich naar het noorden toe uit tot in Zuid-Zweden en de Baltische staten. In Nederland ligt het zwaartepunt in de beekdalen van de Pleistocene gebieden, maar ook daarbuiten komt zij veel voor, onder andere in voormalige heidegebieden, natte potkleigebieden, laagveengebieden en het Waddendistrict.
De gemeenschap wordt gekenmerkt door de dominantie van Grauwe wilg. In tegenstelling tot de associatie van Geoorde wilg komen Sporkehout en Geoorde wilg in dit struweel maar weinig voor. In de kruidlaag treden moerasplanten als Bitterzoet, Riet, Hennegras, Grote wederik, Moeraswalstro, Wolfspoot en Gele lis op de voorgrond.
Schaminée, J., Sýkora, K., Smits, N. en Horsthuis, M., 2010, Veldgids Plantengemeenschappen van Nederland, KNNV Uitgeverij Veldgids nr 25, pp. 350.Het codenummer van deze gemeenschap luidt in deze Veldgids 36Aa2.
Schaminée, J., Haveman, R., Hennekens, S., Horsthuis, M., Janssen, J., Ronde, I. de, Smits, N. en Sýkora, K., 2022, Veldgids Plantengemeenschappen van Nederland, KNNV Uitgeverij, 3e druk, pp. In deze nieuwe druk van de Veldgids luidt het codenummer van deze associatie of plantengemeenschap r39Aa2.