Video Determinatie

Wateraardbei - Comarum palustre

Tijdens de bloei is de Wateraardbei, Comarum palustre, gemakkelijk te herkennen aan de zwart-rood-paarse bloemen van zo'n 3 cm in doorsnee. De plant is te vinden aan de waterkant in het water, maar ook in de begroeiing op de kant. De wortelstokken drijven in het water of liggen op de natte bodem, bijvoorbeeld tussen het veenmos. De bladeren zijn oneven veerdelig, met vijf tot zeven deelblaadjes met een gezaagde rand. Maar het meest opvallend zijn toch de typisch gekleurde bloemen.

Klik op een foto voor kenmerk met uitleg:
Verspreidingskaart
Ecologische parameters

Wie kent niet de Aardbei, die afstamt van de Bosaardbei? Maar dan de Wateraardbei, of Comarum palustre L., uit de Rozenfamilie of Rosaceae? Ook die plantensoort is de moeite van het bestuderen waard. En je zult de overblijvende, meerjarige soort ongetwijfeld vinden in moerassige en venige omstandigheden, en zeker ook wel in het water en in de begroeiing op de waterkant.

Uit de houtige, roodachtig gekleurde wortelstok, die je op de natte bodem of drijvend onderwater aantreft komen de stengels te voorschijn die in het water drijven of op de natte venige bodem liggen. Ze richten zich echter tegen de bloeitijd op, zodat de planten in bloei toch een hoogte kunnen bereiken van meer dan 45 cm driekwart meter toe.

De bladeren staan verspreid aan de stengels. Ze zijn oneven veerdelig met meestal vijf soms zeven langwerpige deelblaadjes. Aan de voet van het blad vind je twee steunblaadjes, die aan de bladsteel aansluiten en daardoor soms het idee van een schede geven. De tot 5 cm grote deelblaadjes hebben een gezaagde bladrand. Ze zijn van boven viltig behaard en van onderen vrijwel onbehaard. De onderkant van de bladeren is enigszins blauwgroen van kleur. De schutbladeren onder de bloeiwijze zijn drietallig.

De bloeiwijze is een los bijscherm met daarin een aantal bloemen. De bloemen hebben een brede bloembodem, waarop de bijkelkslippen, de grote kelkbladen en de kleine kroonbladen staan ingeplant net als de vele meeldraden en vruchtbeginsels. Alle bloembladen hebben een zeer spitse punt. Als de bloemen in de knop zijn zie je de bijkelkslippen nog tegen de kelkbladen aanliggen. Eerst ontvouwen zich dan de vijf smalle bijkelkslippen en daarna buigen de kelkbladen terug, totdat ze in het vlak van de bloembodem staan. De kleur van de grote kelkbladen is van binnen donkerrood tot zwart-paars. De kleine kroonbladen staan afwisselend ingeplant met de grote kelkbladen en zijn rood tot rood-paars van kleur. Op de bloembodem staan heel wat meeldraden die zwarte helmknoppen hebben. Het stuifmeel is ook zwart van kleur. De vele vruchtbeginsels hebben ieder een stijl met stempel. De rood-zwart-paarse kleur van de bloemen wordt vooral door de grote kelkbladen bepaald. Na de bestuiving en bevruchting groeit vooral de bloembodem uit waardoor de schijnvrucht er als een aardbei uit gaat zien, waarop de gladde nootjes te herkennen zijn. De kroon- en kelkbladen sluiten zich dan ook weer om de vrucht. De bijkelkslippen echter blijven afstaan.

Overigens is de opgezwollen vrucht die er aardbeiachtig uitziet, niet lekker van smaak.

MM_141228

Hoofdgroep:
Plantenfamilie:
Plantengeslacht:
Comarum - Comarum
Plantvorm:
waterplant
Plantgrootte:
0.25 - 0.75 meter
Bloeiperiode:
Bloemkleuren:
rood, zwart-paars
Bloeiwijze:
bijscherm
Bloemvormen:
vijftallig, regelmatig
Bloemtype:
tweeslachtig
Bloembladen:
10 kelkbladen en bijkelkslippen, 5 kroonbladen
Meeldraden:
20 of meer
Vruchtbeginsel:
veel, bovenstandig
Stijlen:
1
Stempels:
1
Vrucht:
schijnvrucht
Zaden:
-
Stengel:
drijvend
Schors:
-
Bladstand:
verspreid
Bladvormen:
lancetvormig, oneven geveerd
Bladrand:
gezaagd
Ondergronds deel:
hoofd- en bijwortels
Plantengemeenschappen:

Het verspreidingsgebied van de Wateraardbei is het noordelijk halfrond maar dan vooral in de gematigde tot koude delen. Het is een zogenaamd circumpolair areaal. De soort draagt sterk bij aan de verlanding van open water, zoals heidevennen, duinmeertjes, plassen en afgesloten meanderarmen van rivieren.

In Schaminée, J. et al. (2010) Veldgids Plantengemeenschappen van Nederland, wordt de Wateraardbei beschreven als een begeleidende, differentiërende of kensoort van de volgende gemeenschappen

08Bc3 Blaaszegge-associatie

08Bd1 Galigaan-associatie

09Aa Verbond van Zwarte zegge

09Aa1 Associatie van Drienervige en zwarte zegge

09Aa2 Veenmosrietland

09Aa3 Associatie van Moerasstruisgras en Zompzegge

09Ba1 Associatie van Schorpioenmos en Ronde zegge

10Ab1 Associatie van Draadzegge en Veenpluis

De plantensoort 'Wateraardbei' komt voor in de volgende plantenassociaties:

De groeivorm van Wateraardbei lijkt wat op die van Waterdrieblad en Slangewortel, maar ze komt voor in iets mineraalrijker water dan de andere twee genoemde soorten.

De Wateraardbei wordt ook wel Waterbezie of Rode waterbezie genoemd. In het zuidwesten van Friesland wordt de soort Wilde aardbei genoemd. Een oude naam van de plantensoort is Watervijfvingerkruid of Moerasvijfblad.

Dat er een duidelijke relatie is met het geslacht Vijfvingerkruid blijkt ook uit het feit dat de soort ook wel is ingedeeld bij het geslacht Potentilla. Ook komen er lokaal namen voor als Hanevoet, Waterhanevoet, Hanepoot en Waterhanepoot, wat te verklaren is aan de vorm van de bladeren die iets weg hebben van de afdruk van een hanenpoot (Kleijn, H. (1970): Planten en hun naam, 94).

Uitgebreidere informatie over de ecologie van de Wateraardbei en de relaties van deze soort met andere organismen en het milieu kunnen gevonden worden in Weeda, E.J. et al., (1987) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 2: 79-80. De Wateraardbei wordt in dit naslagwerk tot het geslacht Potentilla gerekend.

Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 391. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, L. (2020) Heukels' Flora van Nederland: 368.

Een andere gemakkelijke determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 710.

Uitspraak (accenten) van de wetenschappelijke naam: Comárum palústre.

In het Duitse spraakgebied: Sumpfblutauge, Rosengewächse; in de Kosmos Naturführer wordt de wetenschappelijke naam Potentilla palustris gebruikt, net als in Rothmaler, W. (1981) Exkursionsflora, waarin de Duitse namen Blutauge en Sumpf-Fingerkraut worden gebruikt.