Kleine duizendknoop, Persicaria minor, herken je als soort uit de Duizendknoopfamilie aan de tuitjes die aan de tere stengels te zien zijn daar waar de verspreid staande langwerpige tot lancetvormige bladeren te vinden zijn. De bloeiwijze van deze eenjarige zomer- en herfstbloeiers herken je al snel als veel lijkend op die van Waterpeper: er staan veel kleine regelmatige bloemen in de tot 2,5 cm korte aren, met een purperrood soms wit bloemdek dat bestaat uit 4 of 5 bloemdekbladen. Het zijn tere planten die daardoor gemakkelijk door andere worden overgroeid.
Een eenjarige plantensoort uit de Duizendknoopfamilie is Kleine duizendknoop, Persicaria minor (Huds.) Opiz.
Het zijn klein blijvende planten die wel wat op Waterpeper lijken, maar waarvan de bladeren, als je erop kauwt, niet scherp, peperachtig, zijn.
De kleine planten hebben tere, vertakte stengels waardoor ze vooral liggend te vinden zijn. De verspreid staande donkergroene bladeren zijn lancetvormig tot lijnvormig, meestal minder dan 2 cm breed en meer dan 5-10 maal zo lang als breed. De grootste breedte van de bladeren is onderaan de bladschijf. De bladschijf versmalt onderaan bij de voet plotseling in de korte bladsteel en is daardoor afgerond. De bladranden lopen een groot deel parallel aan elkaar, een duidelijk onderscheid met Zachte duizendknoop, die immers meer elliptische bladeren heeft. Zijnerven zijn nauwelijks zichtbaar. De stengel is op de aanhechtingsplaats van het blad, de knoop, omgeven door een behaard tuitje. Ook zijn er zijn vrije haren, die boven aan het tuitje zitten. We noemen dat gewimperd.
De stengel eindigt in een bloeiwijze die veel op een aar lijkt en zo'n 1,5 tot 2,5 cm lang is. De kleine regelmatige bloemen hebben een bloemdek dat bestaat uit 4 of 5 bloemdekbladen. Deze zijn soms wit maar kunnen ook paarsrood zijn. Na bestuiving door insecten die nectar verzamelen in de bloemen groeit het bovenstandig vruchtbeginsel uit tot een nootje van ten hoogste 2,5 mm. Het is zwart van kleur en glanst heel erg. Dit onderscheidt de Kleine duizendknoop van de Zachte duizendknoop die nootjes heeft van rond de 4 mm.
De plant kiemt in het vroege voorjaar op open, natte en tamelijk stikstofrijke plaatsen, ze bloeit in de zomer en herfst en maakt aldus in een seizoen de levenscyclus rond; het is een zomerannuel. Ze groeit op vochtige plaatsen, zoals venige bodem, maar ook wel op drassige bospaden. Op plaatsen waar de planten het goed doen kunnen ze tot 40 cm groot worden.
MM_131102
Het oorspronkelijk verspreidingsgebied van de Kleine duizendknoop zijn de gematigde streken van Europa en Azië. In onze streken komt de verspreiding van deze soort overeen met dat van de Zachte duizendknoop waar het ook erg veel op lijkt. Ze groeit op sterk humeuze grond, bijvoorbeeld op grond, die bij het schonen uitgebaggerd is uit een sloot. Ze is bijna niet te vinden in de zeekleigebieden en de duinen. In Schaminée, J. et al. (2010) Veldgids Plantengemeenschappen van Nederland, wordt Kleine duizendknoop samen met Zachte duizendknoop en Waterpeper beschreven als kensoort van de
29Aa1 Associatie van Waterpeper en Tandzaad
Kleine duizendknoop onderscheidt zich van de Zachte duizendknoop door de kleine zwarte nootjes die hooguit 2,5 mm groot zijn. De nootjes van Zachte duizendknoop zijn groter en wel zo ongeveer 4 mm groot. Verder zijn de bladeren die bij beide soorten langwerpig zijn, bij de Kleine duizendknoop het breedst vlakbij de plots versmallende voet van het blad, terwijl de grootste breedte van het blad van de Zachte duizendknoop in het midden van het blad is. Ook versmalt bij deze laatste soort het blad zeer geleidelijk naar de voet toe.
Meer informatie over de ecologie van Kleine duizendknoop en de relaties met andere organismen en het milieu is te vinden in Weeda, E.J. et al., (1985) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 1: 141.
Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 272. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, L. (2020) Heukels' Flora van Nederland: 544.
Een andere determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 408, waarin de oudere wetenschappelijke naam Polygonum minus gebruikt wordt.
Uitspraak (accenten) van de wetenschappelijke naam: Persicária mínus.