Langs oevers van waterplassen, rivieren, beken kunnen stevige begroeiingen optreden waarin grasachtige planten tot zo'n 3 meter hoog de hoofdrol spelen. Onder deze grasachtige planten valt door de dubbele sigaarvormige bloeiwijze de lisdodde op. Kleine lisdodde, Typha angustifolia, onderscheidt zich van de Grote lisdodde door de smalle tot 1 cm brede bladeren en de 2-5 cm ver uit elkaar staande bloeiwijzen. Stengel en rijdende bladeren hebben wat van een preistengel.
Kleine lisdodde, Typha angustifolia L., is een oeverplant die tot de Lisdoddefamilie, of Typhaceae, behoort. Deze overblijvende oever- en moerasplanten hebben ondergronds wortelstokken waaruit de jonge scheuten omhoog komen en een hoogte kunnen bereiken van 3 m. In de op doorsnede ronde scheut ontwikkelen zich bovenin twee bloeiwijzen. De bovenste aar bevat alleen mannelijke bloemetjes die louter bestaan uit meeldraden. Ze zijn vaak met elkaar vergroeid en aan de voet met haren. Ze staan zo dicht opeen dat de aar volledig dicht lijkt. Op enige afstand, meestal zo'n 2-5 cm onder de aar met mannelijke bloemen staat een langere maar nauwelijks bredere aar met uitsluitend vrouwelijke bloemen. Deze aar is bij rijpheid geelachtig tot groenachtig bruin. De eveneens zeer dicht op elkaar staande vrouwelijke bloemen hebben een bovenstandig vruchtbeginsel met een lijnvormig stempel dat uitgroeit tot een nootje. Het vruchtbeginsel staat op een steeltje dat lang behaard is; elk vrouwelijk bloemetje staat in de oksel van een schutblad. Dit is met een goede loep te zien.
De meters lange smalle bladeren zijn 3-10 mm breed en veel smaller dan die van de Grote lisdodde, die 1-2 cm breed zijn. De bladeren zitten strak om de bloeistengel heen, net als bij prei. We noemen dit een rijdende bladstand.
De van juni tot augustus bloeiende planten staan langs oevers van vooral grote open wateren en oude rivierarmen en tichelgaten. Ook in rietland en op drijftillen vind je Kleine lisdodde. De soort is dan ook algemeen in het rivierengebied en in het waterrijke gebied van Zeeland, Holland, de kop van Overijssel, Friesland en Groningen.
MM_111116
Laatste wijziging 130728
Het verspreidingsgebied van Kleine lisdodde is beperkt tot het noordelijk halfrond van de aarde: Europa, West-Azië en Noord-Amerika. Kleine lisdodde wordt door Schaminée, J. et al. (2010) Veldgids Plantengemeenschappen van Nederland, geplaatst in de volgende plantengemeenschappen:
08Ba2 Associatie van Waterscheerling en Hoge cyperzeggen
08Bb4 Riet-associatie
32 Ba2 Moerasmelkdistel-associatie
Lisdodden zijn windbestuivers. Het pollen wordt door de lucht vervoerd. In hoeverre het pollen allergische reacties kan veroorzaken, is niet bekend.
De aanwezigheid en vitaliteit van Riet bepaalt vaak in hoeverre Kleine lisdodde een kans krijgt om zich te handhaven.
Nog meer informatie over de ecologie van Kleine lisdodde en de relaties met andere organismen en het milieu is te vinden in Weeda, E.J. et al., (2003) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 5: 243-244.
Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 129. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, L. (2020) Heukels' Flora van Nederland: 296.
Een andere determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 227.
Uitspraak van de wetenschappelijke naam: Týpha angustifólia