Aardbeiklaver - Trifolium fragiferum

Een aanvankelijk gemakkelijk met Witte klaver te verwarren soort is Aardbeiklaver, die zich pas tijdens de bloei door de vleeskleurige bloemen duidelijk onderscheidt van Witte klaver. De kruipende stengels wortelen op de knopen en de bladstelen en bloemhoofdjesstelen verlengen zich om in de grasvegetatie voldoende hoog te komen. De vruchtzetting leidt tot een bolvormige samengestelde vrucht die lijkt op een framboos of aardbei. Dat komt door de dan opgezwollen kelken.

Klik op een foto voor kenmerk met uitleg:
Verspreidingskaart
Ecologische parameters

Aardbeiklaver, Trifolium fragiferum L. uit de Vlinderbloemenfamilie of Fabaceae is alleen algemeen langs de kust en de aangrenzende kleigebieden en langs de grote rivieren, maar elders is de soort zeldzaam. Hij valt op door de typische bolvormige vorm tijdens de vruchtzetting die op een framboos lijkt en daardoor enige gelijkenis vertoont met een aardbei. Je moet wel wat fantasie hebben.

De stengels van de meerjarige, voor het grootste deel onbehaarde Aardbeiklaver zijn kruipend dat wil zeggen dat ze op de bodem liggen en op de knopen wortelen, waardoor ze een matvormig patroon kunnen ontwikkelen op hun standplaats. Hierin lijkt Aardbeiklaver sterk op Witte klaver die eveneens een kruipende habitus heeft. De driedelige bladeren die verspreid staan aan deze kruipende stengels hebben kleine deelblaadjes, meestal aan een lange bladsteel, die op de aanhechtingsplaats aan de stengel twee steunblaadjes heeft. Deze zijn groen en niet vliezig zoals bij Witte klaver. Ze lopen uit in lange spitse punten en zijn niet om de stengel met elkaar vergroeid. De tamelijk kleine deelblaadjes zijn omgekeerd eivormig tot ovaal, ruim vijf mm lang en hebben een fijn getande rand, waarbij de tanden naar de top van het deelblad wijzen. De middennerf treedt als een klein spitsje aan de top uit.

De hoofdjes met bloemen staan ook op lange hoofdjesstelen om de bloemen hoog genoeg te brengen tussen de andere vegetatie boven het maaiveld. Onder het hoofdje staat een aantal schubben die even lang zijn als de kelken. De bloemen hebben vleeskleurige kroonbladen die tot zo'n 7 mm lang zijn. Na de bloei verkleuren ze naar bruin. De donzig behaarde kelken zijn tweelippig en hebben gewimperde tanden. Na de bloei zetten ze sterk op en zijn opgezwollen met een fijnmazig netwerk. Deze kelken bieden het vermogen aan de vrucht om door de wind te worden verplaatst danwel te kunnen drijven op water.

Hoofdgroep:
Plantenfamilie:
Plantengeslacht:
Klaver - Trifolium
Plantvorm:
kruid
Plantgrootte:
0.05 - 0.25 meter
Bloeiperiode:
Bloemkleur:
roze
Bloeiwijze:
hoofdje
Bloemvorm:
vlinderbloemtype
Bloemtype:
tweeslachtig
Bloembladen:
5 vergroeide kelkbladen, 5 kroonbladen
Meeldraden:
10 waarvan 9 vergroeid met elkaar
Vruchtbeginsel:
bovenstandig
Stijlen:
1
Stempels:
1
Vrucht:
peulvrucht of boon
Zaden:
-
Stengel:
kruipend
Schors:
-
Bladstand:
verspreid
Bladvormen:
omgekeerd eirond, ovaal, drietallig
Bladrand:
getand
Ondergronds deel:
gespreide wortels
Plantengemeenschappen:

Aardbeiklaver is een soort van ziltige bodems in het kustgebied, bijvoorbeeld op de hoge kwelder, maar ook op de kleigronden die aansluiten aan het kustgebied of de rivierkleigronden langs de grote rivieren, dus in de uiterwaarden en op dijken. Het areaal strekt zich van het zuiden van Schotland en het gebied rond de Oostzee uit over Europa tot in het zuidwesten van Azië en het noorden van Afrika.

De plantensoort 'Aardbeiklaver' komt voor in de volgende plantenassociaties:

De plant is rond 1600 voor het eerst in Nederland ontdekt in in de winter onder water staande weilanden in Groningen. De plantensoort kan licht brakke omstandigheden verdragen en is ook goed aangepast aan in zoet water staan gedurende de winter.

Uitgebreidere informatie over de ecologie van Aardbeiklaver en de relaties van deze soort met andere organismen en het milieu kunnen gevonden worden in Weeda, E.J. et al., (1987) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 2: 141.

Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 371. Of met de nieuwste druk van deze flora: Duistermaat, H(Leni). (2020) Heukels' Flora van Nederland, 24ste druk: 352.

Een andere gemakkelijke determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 765.

Uitspraak (accenten) van de wetenschappelijke naam: Trifólium fragiférum