Video Determinatie

Heermoes - Equisetum arvense

De behoorlijk algemeen voorkomende paardenstaart Heermoes, Equisetum arvense, is gemakkelijk te herkennen aan de lengte van de eerste leden van de zijtakken ten opzichte van de lengte van de schedes om de hoofdstengel. Deze zijtakleden zijn namelijk altijd langer dan de schede. Bovendien zijn de zijtakken voorzien van vier sterk uitspringende ribben.

Klik op een foto voor kenmerk met uitleg:
Verspreidingskaart
Ecologische parameters

Paardenstaarten zijn gemakkelijk te herkennen Sporenplanten door de opbouw of morfologie die bij geen enkele andere plantenfamilie te vinden is. Ze kenmerken zich door een gelede structuur van hun stengels en kransstandige zij-assen. Daardoor zijn zowel stengels als "bladeren" gemakkelijk in de lengterichting uit elkaar te trekken. Op elke overgang van twee leden, een zogenaamde knoop, bevindt zich een krans van vergroeide schubben met tanden, de schede. Deze schubben vormen eigenlijk het equivalent van de bladeren bij hogere planten. Ook staat op de knoop een krans van zijtakken.

Heermoes, Equisetum arvense L., is een van de algemene soorten uit de Paardenstaartenfamilie of Equisetaceae. Deze overblijvende soort vormt een groot stelsel van wortelstokken ondergronds, waardoor Heermoes, als het zich eenmaal gevestigd heeft, zich zeer goed kan handhaven in akkers, bermen maar ook wel tuinen en dan vaak beschouwd wordt als een onuitroeibaar onkruid.

Heermoes maakt vanuit de wortelstok twee typen spruiten. Allereerst vroeg in het voorjaar de geelbruin blijvende vruchtbare spruiten. Deze hebben geen chlorophyl. Bovenop deze tot 30 cm hoog wordende spruiten ontwikkelt zich de zo'n 4 cm grote sporenaar. In deze sporenaar tref je de zeshoekige schildjes aan waaronder de sporendoosjes hangen, waaruit de sporen te voorschijn komen.

De later tevoorschijn komende steriele spruiten kunnen tot 80 cm hoog worden. Ze hebben een geribbelde stengel en op doorsnede kun je met een loep heel goed de centrale holte zien en de nevenholtes daaromheen in het ritme van de ribbels. De 6-14 tanden van de schede zijn smal vliezig gerand en ze buigen in groepjes naar elkaar toe. De zijtakken hebben aan de voet een klein tot 1,5 mm groot omhulsel dat groen tot bruin kleurt. Het eerste lid van elke zijtak is langer dan de schede van de stengel en de zijtakken hebben vier sterk uitspringende ribben.

Opmerkelijk is nog dat aan de wortelstok, die fijn wollig geelbruin behaard is, knolletjes ontstaan die als overwinteringsorganen dienen.

Heermoes is te vinden op voedselrijke omgewerkte grond in akkers, bermen, grasland, langs spoorwegen en in tuinen. Soms vind je de soort ook in loofbossen.

MM_121123

Hoofdgroep:
Plantenfamilie:
Plantengeslacht:
Paardenstaart - Equisetum
Plantvorm:
sporenplant
Plantgrootte:
0.10 - 0.80 meter
Bloeiperiode:
Bloemkleur:
bruin
Bloeiwijze:
sporenaar
Bloemvorm:
nvt
Bloemtype:
-
Bloembladen:
-
Meeldraden:
-
Vruchtbeginsel:
-
Stijlen:
-
Stempels:
-
Vrucht:
-
Zaden:
-
Stengels:
geribd of geribbeld, rechtopstaand
Schors:
-
Bladstand:
in kransen
Bladvorm:
schubvormig
Bladrand:
gaaf
Ondergronds deel:
rhizoom/ wortelstok
Plantengemeenschappen:

Het areaal van Heermoes als koudeminnende soort strekt zich uit over het noordelijk halfrond, maar is ook te vinden in zuidelijk Afrika. Het is een van de algemeen voorkomende paardenstaarten in Nederland en België, maar het is zeldzaam in de Ardennen. Heermoes is conform Schaminée, J. et al. (2010) Veldgids Plantengemeenschappen van Nederland een kensoort van de

30Aa1 Stoppelleeuwenbekjes-associatie

30Aa2 Nachtkoekoeksbloem-associatie

De plantensoort 'Heermoes' komt voor in de volgende plantenassociaties:

Heermoes kan worden gebruikt als thee die men uit de groene delen van de plant trekt. Deze thee schijnt geschikt te zijn tegen hoest en reuma en is blaas-, nier- en bloedzuiverend.

Meer informatie over de ecologie van Heermoes en de relaties met andere organismen en het milieu is te vinden in Weeda, E.J. et al., (1985) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 1: 21.

Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 56-57. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, L. (2020) Heukels' Flora van Nederland: 153.

Een andere determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 179-182.

Haveman, R. et al. (2021) Nova Flora Neerlandica, deel 1 Wolfsklauwen, Biesvarens, Paardestaarten en Varens. KNNV Uitgeverij: 44-47.

Uitspraak van de wetenschappelijke naam: Equisétum árvense