Naast soorten als Helm en Biestarwegras, die aan het eind van de lente in de duinen staan te bloeien, is Duinriet, Calamágrostis epigéjos, als zomerbloeier herkenbaar aan de niet al te ver openstaande, zacht aanvoelende pluimen. Dat zachte is het gevolg van de aanwezigheid van veel haren in de aartjes, waarin steeds maar één volledig bloemetje staat. Na de bloei trekt de pluim weer samen en lijkt dan op de bloeiwijze van Helm. Het gras staat ook elders op drogere zandige plekken en onder invloed van stikstofdepositie vanuit de lucht kan Duinriet gemakkelijk andere soorten overgroeien.
Tot de forsere in de zomer bloeiende grassen behoort Duinriet, Calamágrostis epigéjos (L.) Roth, uit de Grassenfamilie. Het is een ruw aanvoelend overblijvend gras dat in pollen groeit maar ook uitgebreide wortelstokken vormt, waardoor het in staat is om grote oppervlakken te koloniseren, vooral als er sprake is van stikstofdepositie vanuit de lucht. Daardoor kan Duinriet oorspronkelijke plantengemeenschappen overwoekeren en verdrijven.
De pluim van Duinriet is samengetrokken en staat alleen open tijdens de bloei. De zijtakken in de pluim wijzen ook dan met een kleine hoek tamelijk recht naar boven. In de pluim vallen de aartjes op die slechts één tweeslachtige bloem bevatten. Er zijn twee tamelijk grote kelkkafjes van 4,5-7 mm aanwezig die lijnlancetvormig zijn en eindigen in een spitse top. Ze zijn afgerond aan de rugzijde. Ook zijn twee kroonkafjes aanwezig. De kelkkafjes zijn even groot of iets groter dan het onderste kroonkafje (= lemma). Aan de voet van dit op de rug gladde lemma staat een aantal lange haren die minstens even lang zijn als het lemma en zelfs langer. Ze zijn tijdens de bloei goed te zien omdat het aartje dan open staat. Daardoor voelt de pluim van Duinriet zacht aan. Dit lemma heeft een duidelijke kafnaald. Deze is tamelijk kort en steekt nauwelijks buiten de kelkkafjes uit.
Mocht je aan de voet van het bloemetje met de loep een verlengde aartjesspil vinden, dat bovendien dicht behaard is, dan heb je te doen met de Stijf struisgras.
De bladschijf is van boven kaal; er zijn geen haren, maar wel staan er kleine stekeltjes op die de bladschijf ruw maken. Op de overgang van bladschede naar bladschijf staat een vliezig tongetje dat 4-10 mm lang is.
Duinriet staat niet alleen in de duinen, maar tref je ook elders aan op zandige niet te mineraalarme bodems waar de grondwaterspiegel redelijk kan fluctueren. Dit zijn bijvoorbeeld de rivierduinen in de uiterwaarden van de grote rivieren. Maar ook op andere zandige en open plekken vind je Duinriet.
120814_MM
Het areaal van Duinriet is Eurazië met uitzondering van de meest koude en warme streken. Het is zeer algemeen in de duinen en plaatselijk kan het ook elders dominant aanwezig zijn, zoals in het Rivierengebied. De soort gedijt onder invloed van stikstofdepositie vanuit de lucht en kan dan dominant worden of zelfs andere gemeenschappen overwoekeren. Schaminée, J. et al. (2010) Veldgids Plantengemeenschappen van Nederland, beschrijft het voorkomen van Duinriet mede o.i.v. genoemde stikstofdepositie in een groot aantal plantengemeenschappen.
Duinriet groeit in pollen en heeft ondergrondse wortelstokken, waarmee het gras grotere oppervlakken snel kan koloniseren. De combinatie van een groeivorm in pollen én wortelstokken komt maar zeer zelden voor in de Grassenfamilie.
Het uit het Latijn stammende Calamus is een benaming voor Riet maar is later Kalmoes geworden.
Het al bij de Grieken gebruikte woord Agrostis voor veldgras hangt wel samen met agros voor akker. Agrostis is Struisgras waarin struis de forse rechte bouw weergeeft. Calamagrostis houdt zodoende het midden tussen beide soorten. De toevoeging epigeios om de soort aan te geven komt uit het Grieks en wil zeggen op het land. Het is daarmee Riet op het land groeiend en dan vooral in het Duin (met dank aan Jan van Twisk).
Nog meer informatie over de ecologie van Duinriet en de relaties met andere organismen en het milieu is te vinden in Weeda, E.J. et al., (2003) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 5: 174-176.
Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 226. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, L. (2020) Heukels' Flora van Nederland: 252.
Een andere gemakkelijke determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 275.
Veel meer wetenswaardigs over Duinriet en de ecologie van die soort is ook te vinden in Westhoff, V. et al. (1970-1973) Wilde planten, flora en vegetatie in onze natuurgebieden (delen 1-3).