In onze drogere gras- en hooilanden kom je een eenjarige klaversoort tegen met kleine gele bloemen in een hoofdje. Na de bloei blijven de bruin geworden kronen op het hoofdje staan en zijn dan naar beneden teruggeslagen. Ze omhullen de peultjes. Het is de Kleine klaver, Trifolium dubium, met ronde stengels en kleine drietallige bladeren.
Binnen het geslacht Klaver komt naast de bekende Rode en Witte klavers een aantal klaversoorten met gele bloemen voor, waaronder de Kleine klaver, Trifolium dubium Sibth., uit de Vlinderbloemenfamilie of Fabaceae.
Kleine klaver is een soort die deel uitmaakt van de begroeiing in onze gras- en hooilanden op allerlei bodemtypen. Je vindt de soort in bermen, gazons, op dijkhellingen, maar ook op zandige terreinen en in betreden terreinen in de duinen.
De eenjarige plant is verspreid behaard en de ronde stengel is liggend tot rechtopstaand, wat sterk afhankelijk is van de vegetatie; is die laag dan is Kleine klaver als liggende soort te vinden, maar tussen hoger opgaande vegetatie gaat de soort mee omhoog en is te beschouwen als rechtopstaand.
De verspreid aan de vertakte stengels staande bladeren zijn drietallig met twee steunblaadjes aan de voet. Meestal heeft het middelste deelblaadje een korte steel, terwijl de twee andere zittend zijn. De vorm is omgekeerd eirond en de bovenrand heeft een hartvorm. De rand is gaaf tot gelobd. De ronde steunblaadjes lopen uit in een spits. De drietallige bladeren hebben een korte steel en lijken wel wat op die van Hopklaver.
In de oksels van de bladeren ontwikkelen zich de bloeistelen waarop een klein hoofdje met zo'n 15 tot 20 kleine gele vlinderbloemen staan. De gele bloemen staan met een steeltje dat korter is dan kelk op het hoofdje. Na de bloei worden ze bruin en slaan terug. In de peulen zit meestal maar één zaad en het peultje wordt bedekt door de bruine kroon.
Het wortelstelsel is voorzien van wortelknolletjes, waar door een symbiose met Rhizobiumbacteriën stikstof wordt gebonden. Kleine klaver is ook een soort die bijdraagt aan de groenbemesting.
MM_121214
Het areaal van Kleine klaver omvat vrijwel geheel Europa en Zuidwest-Azië. De soort komt vooral voor in gras- en hooilanden die niet al te nat zijn. Schaminée, J. et al. (2010) Veldgids Plantengemeenschappen van Nederland beschrijven het voorkomen van Kleine klaver in
14Bc2 Associatie van Sikkelklaver en Zachte haver
16B Orde der Droge matig voedselrijke Gras- en hooilanden
Kleine klaver en Hopklaver lijken behoorlijk op elkaar, maar zijn te onderscheiden door de stengels die bij de eerste rond en de tweede vierkantig is, en vooral de vruchten die bij de Kleine klaver binnen de kroon zitten, terwijl de vruchten van Hopklaver gekromd zijn, waardoor het hoofdje in de verte lijkt op een hopbolletje.
Uitgebreidere informatie over de ecologie van de Kleine klaver en de relaties van deze soort met andere organismen en het milieu kunnen gevonden worden in Weeda, E.J. et al., (1987) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 2: 142.
Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 370. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, L. (2020) Heukels' Flora van Nederland: 351.
Een andere gemakkelijke determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 763.
Uitspraak wetenschappelijke naam: Trifólium dúbium