Witte els of Alnus incana is een elzensoort die normaal bij ons niet voorkomt. Maar vooral in bewoonde gebied, als laanboom of in parken, kunnen we de soort aantreffen. Als een van de Elzensoorten is ook deze boom gemakkelijk te herkennen aan de elzenproppen. Deze staan zittend (vrijwel zonder steel) met een aantal bij elkaar. Het blad lijkt veel meer op dat van Berk en Haagbeuk, is ovaal van vorm en heeft een duidelijke spits. Het is aan de onderzijde, evenals de knoppen en de jonge takken, bedekt met zachte lichtgrijze haren. Daar komt ook de benaming "wit" vandaan. Andere verschillen met de Zwarte els zijn de aanwezigheid van worteluitlopers, de gladde schors, en de afwezigheid van harsklieren, waardoor onderdelen van de plant niet kleverig aanvoelen.
De Witte els, Alnus incana (L.) Moench, hoort tot de Berkenfamilie of Betulaceae. Soms wordt de boom ook wel Grauwe els genoemd. De tot 24 m hoge boom wordt vaak aangeplant als straatboom. Ook de bastaard van Witte en Zwarte els, Alnus x pubescens, is als straatboom in zwang. De gladde stam is licht van kleur van geelachtig naar het bruingrijze toe. Deze boom is goed herkenbaar zonder blad door de overjarige elzenproppen, die meer dan een jaar aan de boom blijven hangen.
De bladeren hebben een rand die dubbel gezaagd is. Ze zijn wat langwerpig en eirond en eindigen vaak in een punt; dit in tegenstelling tot de bladeren van de Zwarte els, die aan de top vaak zijn ingedeukt. Ze zijn van onderen blauwgroen en hebben in jonge toestand van onderen een korte zachte beharing, die later verdwijnt, maar op de nerven wel blijvend is.
De bloei is in tweede helft van de winter, vaak al iets eerder dan de Zwarte els. Soms zelfs al in de laatste week van december. De hangende mannelijk bloeiende katjes kunnen wel 12 cm lang worden. Ze geven veel pollen dat verzameld wordt door vroeg vliegende bijen, maar vooral ook aan de lucht wordt afgegeven. De jonge, kleine vrouwelijke katjes zijn meestal zittend en alleen het bovenste heeft een korte steel. Bij rijpheid zie je de rode stempels naar buiten steken en de uitgroeiende proppen zijn wat grotere en langwerpiger dan van de Zwarte els. Jonge twijgen zijn rond op doorsnede en evenals de knoppen wat viltig behaard, maar niet kleverig.
Witte els vind je in loofbossen op lichte, vochtige, kalkhoudende en humusarme bodem en wordt vaak als pionier aangeplant op droge voedselarme zandgrond en in heggen.
MM_110411
Deze boom stelt geen hoge eisen aan de bodem en kan ook voorkomen op minder vochtige plaatsen. Daarbij is er een voorkeur voor kalkhoudende lichte gronden zoals zand.
In Nederland is deze boom niet inheems; mogelijk komt de soort oorspronkelijk voor langs enkele rivier- en beekdalen in het centrale en oostelijke deel van het land, maar dit is niet goed te bevestigen.
Witte els komt in geheel centraal Europa tot ver in het noorden en het oosten voor. We vinden deze soort verder in de Noord-Iraanse gebergten, verspreid in Siberië, tot in China en Japan.
In Schaminée et al. (2010) Veldgids Plantengemeenschappen komt, vanwege het niet inheemse karakter, geen vermelding voor van deze boom.
Een verwante elzensoort vinden we aangeplant in stedelijk gebied, langs wegen en in parken. Deze boom, met hartvormige bladeren en een vrij lange bladsteel, is Alnus cordata, Hartbladige els.
Het is bijzonder dat in Europa een drietal soorten Elzen voorkomen die ook beek- en rivierbegeleidend zijn. In het laagland vinden we de Zwarte els, in het heuvelland en de dalen van het bergland is dat Witte els. Langs de snelstromende stortbeken van het gebergte groeit de Groene els (Alnus viridis). Kennelijk maken specifieke aanpassingen van Elzensoorten ze geschikt voor een vergelijkbaar milieu. Te denken valt aan bouw van het wortelstelsel, aan wortelknollen voor een goede stikstofvoorziening en aan aanpassingen waarmee zuurstof naar het bodemcompartiment kan worden getransporteerd.
Meer informatie over de verspreiding van Witte els en de verschillen met Zwarte els zijn te vinden in Weeda, E.J. et al., (2003) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 1: 98.
Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 407. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, L. (2020) Heukels' Flora van Nederland: 402.
Een andere gemakkelijke determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 23ste druk: 132.
Uitspraak van de wetenschappelijke naam: Alnus incána