Waterpest is gemakkelijk te herkennen aan de kransen van bladeren aan de stengels. Smalle waterpest, Elodea nuttallii heeft bladeren die smaller zijn dan 2 mm, ze zijn teruggekromd, en hebben langs de geleidelijk in een spits toelopende bladeren aan de top 27-29 tandjes, die je met een goede loep kunt zien. De randen van de bladeren zijn eveneens enigszins gebogen.
Smalle waterpest, Elodea nuttallii (Planch.)H.St.John, uit de Waterkaardefamilie of Hydrocharitaceae, is een waterplant die in de meeste van onze zoete wateren te vinden is.
De plantensoort wortelt in de onderwaterbodem en vormt lange vertakte stengels. De vertakkingen groeien zowel in verticale als horizontale richting. Op elk vertakkingspunt kunnen zich nieuwe wortels vormen, wat voor de plant, als hij in stukjes breekt, heel gunstig is. Een stukje met een vertakking daarin kan zich opnieuw vestigen en wortel schieten.
De stengels zijn bezet met kransen van bladeren. Het aantal bladeren in zo'n krans varieert van 2 tot 4. De bladeren van de Smalle waterpest zijn lijn- lancetvormig en toegespitst. De bovenste bladeren zijn 0,5 tot 2 mm breed en op 1/2 mm onder de top 0,2 tot 0,8 mm breed. En bovenin staan de kransen niet erg dicht op elkaar. Ze zijn vaak sterk teruggebogen, wat afwijkt van de situatie bij de Brede waterpest, die vlakke bladeren heeft. De rand van de bladeren is naar de top toe fijn getand met 27-29 fijne tandjes, die je met een loep kunt zien. De randen zijn ook omgebogen.
De bloemen van Smalle waterpest hebben een zeer lange kelkbuis, ook wel bloemdekbuis genoemd die uit een 2 cm lange bloeischede tevoorschijn komt. Een bloeischede staat in de oksel van een blad. Opmerkelijk is dat dit het vierde blad in een krans lijkt te zijn, terwijl de krans er boven dan uit slechts 2 bladeren bestaat.
Het bloemdek bestaat uit twee kransen: de drie kroonbladen zijn witachtig tot paarsachtig en niet groter dan 2 mm. De drie kelkbladen zijn ongeveer even klein. De bloemen steken met hun tot wel 10 cm lange kelkbuis net boven het water uit. In Nederland en België zijn nog nooit planten met mannelijke bloemen gevonden, alleen planten met vrouwelijke stamperbloemen.
Overwinteren doet Smalle waterpest met zijn op de onderwaterbodem liggende stengeldelen.
MM_141230
Het oorspronkelijke verspreidingsgebied van de Smalle waterpest is Noord-Amerika. In Europa was deze soort tot voor minder dan 80 jaar niet bekend. Het is in die zin een neofyt (= een nieuw, na 1492, aangekomen plant). De planten verspreiden zich alleen vegetatief doordat stukjes afbreken, die opnieuw kunnen wortelen als er in zo'n stukje tenminste een vertakkingspunt zit. Ze maakt intussen als ken- of begeleidende soort deel uit van onze watervegetaties, zoals is beschreven in Schaminée, J. et al. (2010) Veldgids Plantengemeenschappen van Nederland.
01Aa1 Associatie van Bultkroos en Wortelloos kroos
01Aa2 Associatie van Veelwortelig kroos
04Bb Verbond van Gewoon kransblad
04Bb1 Associatie van Gewoon kransblad
04Bb2 Associatie van Kleinhoofdig glanswier
04Bb3 Associatie van Groot boomglanswier
05Ba2 Associatie van Glanzig fonteinkruid
05Ba3 Associatie van Witte waterlelie en Gele plomp
05Ba4 Watergentiaan-associatie
05Bb1 Krabbenscheer-associatie
05Bc Verbond van Kleine fonteinkruiden
05Bc1 Associatie van klein fonteinkruid
05Bc2 Associatie van Paarbladig fonteinkruid
05Bc3 Associatie van Stijve waterranonkel
05Bc4 Associatie van Stomp fonteinkruid
05Bc5 Associatie van Waterviolier en Kransvederkruid
05Ca1 Associatie van Waterviolier en Sterrenkroos
08Ab2 Associatie van Egelskop en Pijlkruid
De Smalle waterpest is sinds 1939 in België en in 1941 voor het eerst in Nederland gevonden en heeft zich daarna heel snel in de zoete wateren verspreid. Waarschijnlijk is de plant als weggegooide aquariumplant aan de opmars in Europa vanuit de Benelux begonnen. De invasieve exotische soort is nu in vrijwel alle open water verbreid.
Planten met mannelijke bloemen zullen we in onze contreien niet tegenkomen. Maar opmerkelijk is dat de mannelijke bloemen van Smalle waterpest van de planten loslaten en aan het wateroppervlak drijven en zo bij de vrouwelijke bloemen kunnen komen die aan de plant blijven vastzitten. In Noord-Amerika is dit goed waar te nemen, omdat beide plantentypen van de tweehuizige soort er voorkomen. Het is een onderscheid met de Brede waterpest. Bij deze laatste zitten ook de mannelijke bloemen vast aan de mannelijk bloeiende plant.
Bloei van de vrouwelijke planten wordt zelden waargenomen.
Als u geïnteresseerd bent in meer uitgebreide gegevens over de ecologie van de Smalle waterpest, de relaties met andere organismen en het milieu, dan vindt u dat in Weeda, E.J. et al., (1991) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 4: 236-237.
Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 84-85. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, L. (2020) Heukels' Flora van Nederland: 105.
Een andere gemakkelijke determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 213.
Uitspraak (accenten) van de wetenschappelijke naam: Elodéa nuttállii.