Bloeiende planten van Geel nagelkruid, Geum urbanum, roepen wellicht in eerste instantie het idee op dat je te maken hebt met boterbloemen. Maar als de bloemen beter bekeken worden zie je dat ze een brede bloembodem hebben en naast de kelk een bijkelk: aan de bloembodem vind je niet alleen vijf kelkbladen maar ook kleinere tussen kelkslippen. De dopvruchten hebben een haakvormig einde, waarmee ze gemakkelijk aan de pels van dieren kunnen blijven hangen. Stengels en bladeren van de plant zijn afstaand behaard.
Na de voorjaarsflora in onze bossen komt zo omstreeks mei een volgende groep kruiden in bloei. Daaronder bevindt zich Geel nagelkruid, Geum urbanum L., uit de Rozenfamilie. De plant die wortelstokken heeft, die een beetje naar kruidnagel ruiken, overwintert met een rozet van bladeren die oneven- en afgebroken geveerd zijn, met een grote niervormige middenlob. Aan de voet van de bladsteel staan grote steunblaadjes. De bladrand is gezaagd. Stengels en bladeren zijn afstaand behaard.
In de loop van de lente ontstaat een rechtopstaande stengel die bovenin vertakt. Aan de stengel staan verspreid nog een paar veerdelige bladeren, het middelste deelblad daarvan is langwerpig tot ruitvormig.
Elke stengelvertakking eindigt in een alleenstaande bloem. Deze bloem staat rechtop, wat een gemakkelijk onderscheid is met de hangende bloem van Knikkend nagelkruid. De bloem heeft verder een brede bloembodem, een duidelijk onderscheid met de Boterbloemen. Aan de bodem zitten vijf kelkbladen afgewisseld met vijf smalle slippen. De vijf laatste vormen de zogenaamde bijkelk. Na de bloei slaan de kelkbladen terug. De vijf kroonbladen zijn geel en omgekeerd eirond van vorm. Ze staan op de bloembodem ingeplant en zijn ongeveer even groot als de kelkbladen. Er staan veel meeldraden en veel vruchtbeginsels op de bloembodem. De vruchtbeginsels groeien uit tot dopvruchten waaraan de stijl blijft zitten. Deze maakt een haakvormig uiteinde, waarmee de rijpe vruchten kunnen blijven haken in de pels van dieren of de sokken van langslopende mensen. Zo worden die vruchten verspreid. Na de bloei blijft de bloem rechtop staan; staan, ook die van Knikkend nagelkruid gaat dan rechtop, maar het onderscheid blijft toch gemakkelijk doordat de vruchten bij Knikkend nagelkruid op een steel boven de kelk uitgroeien en bij Geel nagelkruid niet.
Dankzij de overwinterende bladrozetten kunnen nagelkruiden ook in dat jaargetijde assimileren, wat gunstig is omdat de planten pas wat later in de lente echt gaan groeien als de bomen en struiken al behoorlijk in blad zijn.
MM_120507
Het verspreidingsgebied of areaal van Geel nagelkruid omvat Europa en de aangrenzende gebieden van Noord-Afrika, met name het Atlasgebergte, en West-Azië. De soort houdt van vochtige voedselrijke en halfbeschaduwde bodems. Schaminée, J. et al. (2010) Veldgids Plantengemeenschappen van Nederland delen de soort in bij
33Aa4 Associatie van Look-zonder-look en Dolle kervel
37Ac3 Associatie van Wegedoorn en Eenstijlige meidoorn
43Aa Verbond van Els en Gewone vogelkers
Met name de zich ombuigende stijlen tot de zogenaamde nagels zijn opvallend. Deze blijven gemakkelijk in de pels van dieren of de sokken van wandelaars hangen, die op deze manier eraan bijdragen dat de soort verspreid kan worden.
Uitgebreidere informatie over de ecologie van Geel nagelkruid en de relaties van deze soort met andere organismen en het milieu kunnen gevonden worden in Weeda, E.J. et al., (1987) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 2: 77.
Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 385. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, L. (2020) Heukels' Flora van Nederland: 373.
Een andere gemakkelijke determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 707.
Uitspraak van de wetenschappelijke naam: Géum urbánum