Gewone vleugeltjesbloem s.l. - Polygala vulgaris

De bloem van de Gewone vleugeltjesbloem herken je aan de wel heel typische vorm. Van de vijf kelkbladen zijn er twee behoorlijk vergroot en gekleurd met dezelfde kleur als de kroon. Ze spreiden zich naast de kroon uit als twee vleugels. De kroon bestaat uit drie kroonbladen waarvan het onderste heel sterk is ingesneden waardoor dit kroonblad franjes heeft. De bladeren zijn klein en staan verspreid langs de opstijgende stengels. De planten zijn klein en als ze niet bloeien onopvallend in het grasland waarin ze staan.

Klik op een foto voor kenmerk met uitleg:
Verspreidingskaart
Ecologische parameters

Een meerjarige niet al te hoog wordende kruidachtige en tengere plant op kalkrijke bodem is de Gewone vleugeltjesbloem, Polygala vulgaris L., uit de Vleugeltjesbloemfamilie of Polygalaceae.

Op het overblijvende wortelstelsel ontwikkelen zich de beneden houtige stengels die aanvankelijk liggend zijn en daardoor een beetje op een rozet lijken. In de loop van het groeiseizoen stijgen de tengere stengels op en kunnen een hoogte van 25 tot 30 cm bereiken. Aan de stengels staan alle bladeren verspreid. Deze zijn klein, langwerpig tot lancetvormig, 1,5 tot 2 cm lang en hebben een gave rand. Ze hebben een duidelijke middennerf.

Bovenaan de stengels ontwikkelen zich de trossen met typische bloemen. De tros is tamelijk losbloemig en heeft geen duidelijke kuif die bestaat uit boven de bloemen uitstekende schutbladeren. Dit onderscheidt de Gewone vleugeltjesbloem van de Kuifvleugeltjesbloem, die juist zijn naam te danken heeft aan deze kuif van wat langere schutbladeren. Onder elke bloem staat wel een klein schutblad van bijna 2 mm lang. Dit is even lang als de bloemsteel.
De tweezijdig symmetrische bloemen zijn wel heel afwijkend van vorm. Om te beginnen is er een kelk van vijf bladen. Twee van deze kelkbladen, de buitenste, zijn extra groot, ze zijn, tijdens de bloei, gekleurd net als de kroonbladen en staan als twee vleugels naar buiten uit. De Nederlandse naam van het geslacht Vleugeltjesbloem is te danken aan deze twee duidelijk naar buiten staande vleugels (kelkbladen, dus). Je kunt er ook, als je van voren naar de bloem kijkt, een kruis in zien. Dat vind je terug in de Duitse naam Kreuzblümchen. Nog meer bizar zijn de 3 kroonbladen. Ze zijn onderaan vergroeid en het onderste van de drie, de kiel, heeft franje-achtige insnijdingen. Ook dat is een bijzonderheid van het geslacht Vleugeltjesbloem. De overheersende kleur van de kroonbladen en de twee vleugeltjes is diep blauw tot purperroze, maar ook lichte tinten tot witachtig komt ook voor. De 8 meeldraden zijn gegroepeerd in twee bundels van 4 die samen vergroeid zijn tot een van boven open buis. Ze zijn ook vergroeid met de kroonbladen. Het bovenstandig vruchtbeginsel is tweehokkig heeft een stijl en een  knobbelvormig stempel. Bovendien steekt er een soort lepeltje onder dit stempel uit waarin het pollen of stuifmeel uit de rijpe helmhokken wordt opgevangen. Bezoekende insecten, hommels, bijen en een enkele vlinder, het zullen er trouwens niet zo heel veel zijn, wrijven het pollen dan over de knobbel en zorgen voor zelfbestuiving, en, eventueel kruisbestuiving, als het insect trouw alleen Vleugeltjesbloemen bezoekt.
Treedt er geen bestuiving op via bezoekende insecten, dan kan later nog zelfbestuiving optreden doordat de knobbel een beetje verder uitgroeit, ombuigt en zo over het lepeltje wrijft. De vrucht, die zich ontwikkelt, heeft twee hokken met in elk hok een zaad met een mierenbroodje. Mieren zorgen dan voor verspreiding van de zaden.
MM_190903

Hoofdgroep:
Plantenfamilie:
Plantengeslacht:
Vleugeltjesbloem - Polygala
Plantvorm:
kruid
Plantgrootte:
0.10 - 0.30 meter
Bloeiperiode:
Bloemkleuren:
blauw, roze, purper, witachtig
Bloeiwijze:
tros
Bloemvorm:
tweezijdig symmetrisch
Bloemtype:
tweeslachtig
Bloembladen:
5 kelkbladen, 3 kroonbladen
Meeldraden:
8 vergroeid met elkaar
Vruchtbeginsel:
bovenstandig
Stijlen:
1
Stempels:
1
Vrucht:
doosvrucht
Zaden:
nootje
Stengel:
rechtopstaand
Schors:
-
Bladstand:
verspreid
Bladvormen:
lijnvormig, lancetvormig
Bladrand:
gaaf
Ondergronds deel:
hoofdwortelstelsel
Plantengemeenschappen:

Het verspreidingsgebied of areaal van de Gewone vleugeltjesbloem omvat Europa en de gematigde streken van Azië. Het is een soort van graslanden op krijthellingen, zoals kalkgrasland, maar ook in de wat meer kalkrijke duinen voelt de soort zich thuis.

De plantensoort 'Gewone vleugeltjesbloem s.l.' komt voor in de volgende plantenassociaties:

De wel heel opmerkelijke vorm van de bloem kenmerkt het geslacht Vleugeltjesbloem.

Voor meer uitgebreide informatie over de relaties met andere organismen, het milieu en de ecologie van de Gewone vleugeltjesbloem verwijzen wij naar Weeda, E.J. et al., (1988) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 3: 21.

Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 376. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, L. (2020) Heukels' Flora van Nederland: 358.

Een andere gemakkelijke determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 608.

Uitspraak (accenten) van de wetenschappelijke naam: Polýgala vulgáris.

In het Duitse taalgebied heet deze plantensoort Gemeines Kreuzblümchen; Rothmaler, W. (1981) Exkursionsflora für die Gebiete der DDR und der BRD. Band 2 Gefässpflanzen, 10e druk: 301.