Video Determinatie

Lidrus - Equisetum palustre

Paardenstaarten herken je goed aan de opbouw van de planten, een sterke opdeling in segmenten, scheden en leden. De scheden zijn gemakkelijk aan de hoofdas te vinden, op iedere knoop staat een krans ervan ingeplant, deze zijn kort. De leden zijn de stukken die in de scheden geplaatst staan, zij vormen met name de hoofdas en de vertakkingen, deze zijn relatief lang.

De specifieke kenmerken van Lidrus zijn: de tanden van de scheden zijn breed, vliezig; steriele en fertiele spruiten lijken sterk op elkaar, de sporenaren staan direct op de top van de fertiele spruit ingeplant; de aar is van boven tamelijk stomp; het eerste lid van een zijtak is korter dan de schede op de hoofdas.

Klik op een foto voor kenmerk met uitleg:
Verspreidingskaart
Ecologische parameters

Lidrus of Equisetum palustre L. is een plant uit de Equisetaceae of Paardenstaartenfamilie. Het is een, in geheel Europa, inheemse sporenplant. Deze soort wordt ongeveer 15-60 cm hoog en heeft steriele en fertiele stengels van 1 tot 3 mm in diameter, beide typen verschijnen vrijwel tegelijkertijd (een verschil met Heermoes, waar de sporendragers aan aparte bleke takken vóór de steriele verschijnen!). De plant heeft lange, ondergrondse, kruipende rhizomen. Deze zijn donkerbruin tot zwart van kleur en herkenbaar aan de glans en de overlangse groeven. Van binnen zijn ze hol en deze rhizomen kunnen tientallen centimeters diep in de grond liggen.

Aan de basis van de scheden op de hoofdas staan, meestal een aantal, omhooggerichte zijtakken, ook weer vanuit een schedevomige structuur. Deze scheden zijn, hoewel zeer klein, de eigenlijke bladeren van de plant. We moeten ons de opbouw voorstellen als een aantal bladeren die tot een krans zijn vergroeid en tezamen een kokertje op de knopen vormen, als de basis voor de zijtakken of een vervolg van de hoofdstengel. Trouwens iedere lid van een as eindigt in een bladschede-achtige structuur. Kenmerkend voor Lidrus is de lengte van de eerste leden van een zijas. Het eerste lid van een zijtak is korter dan de schede op de hoofdas. Dit komt bij meerdere Paardenstaarten voor maar is een belangrijk verschil met Heermoes.

De hoofdstengels zijn glad en gegroefd met 5-9 groeven en ribben en voelen vrij stevig aan. In de groeven tussen de ribben kun je lange rijen zeer kleine witte puntjes zien. Dit zijn de ademholtes of stomata. Het zal duidelijk zijn dat fotosynthese voornamelijk in de stengels en leden van de plant moet plaatsvinden. De centrale holte beslaat niet meer dan ¼ van de diameter van de stengel.

De kegel op de sporangia dragende takken is ongeveer 15-25 mm hoog, de top van de sporangiofoor is daarbij stomp. De sporen worden in de zomer verspreid.

Soms komen ook aan zijtakken sporenaren voor. Een voorbeeld daarvan wordt in een van de foto s gegeven.

GB_131021

Hoofdgroep:
Plantenfamilie:
Plantengeslacht:
Paardenstaart - Equisetum
Plantvorm:
sporenplant
Plantgrootte:
0.15 - 0.60 meter
Bloeiperiode:
Bloemkleur:
-
Bloeiwijze:
sporenaar
Bloemvorm:
nvt
Bloemtype:
-
Bloembladen:
-
Meeldraden:
-
Vruchtbeginsel:
-
Stijlen:
-
Stempels:
-
Vrucht:
-
Zaden:
-
Stengels:
hol, rechtopstaand
Schors:
-
Bladstand:
in kransen
Bladvorm:
schubvormig
Bladrand:
getand
Ondergronds deel:
rhizoom/ wortelstok
Plantengemeenschappen:

Lidrus kun je in geheel Europa, als ook in gematigde streken van Azië en Noord-Amerika aantreffen. De plant komt zowel in Nederland als in België zeer algemeen voor, dat is af te lezen uit de verschillen in vegetatie-typen die hieronder genoemd worden. Het is een soort van natte tot vochtige standplaatsen zoals dijken, moerrassen, zandduinen, wegranden, zure heide, op veen. In al deze gevallen moet de bodem wat verrijkt aan kationen zijn.

Volgens Schaminee et al. (2010) Veldgids Plantengemeenschappen, is Lidrus een kensoort of een begeleidende soort van een aantal plantengemeenschappen of associaties.

De plantensoort 'Lidrus' komt voor in de volgende plantenassociaties:

Paardenstaarten bevatten een hoeveelheid silicium, die ze tot een ongeschikt voedingsgewas maken voor grote grazers zoals ons rundvee.

Er is een grote verwantschap in de bouw met de Sphenophytes, een afdeling in de classificatie van de palaeo-botanie. Vooral het geslacht Calamites is daarvan een voorbeeld. Het zijn boomvormige vertegenwoordigers verwant aan de Paardenstaarten. Ze hebben een belangrijk aandeel geleverd in de vorming van Carboonafzettingen. Met steenkolenmijn fossielen is een goed beeld verkregen van de vegetatie van die periode, ongeveer 350.000.000 jaar geleden, waar de voorouders van onze Equisetum-soorten te vinden waren.

Meer informatie over de ecologie van Lidrus en de relaties met andere organismen en het milieu is te vinden in Weeda, E.J. et al., (2003) Nederlandse Oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 1: 20.

Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 56. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, L. (2020) Heukels' Flora van Nederland: 66.

Determinatie is ook goed mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 23ste druk: 79.

Haveman, R. et al. (2021) Nova Flora Neerlandica, deel 1 Wolfsklauwen, Biesvarens, Paardestaarten en Varens. KNNV Uitgeverij: 50-52.

Uitspraak (klemtoon) van de wetenschappelijke naam: Equisétum palústre.