De glanzige lichtgroene en later goudgroene kleur van de Hoge cyperzegge valt wel op langs wateren en plassen of in moerasbossen en in de halfschaduw van Elzenbroekbossen. De tot een meter hoog wordende meerjarige planten vormen wel pollen, maar geen echte horsten. Hun bloeiwijze bestaat uit een topaar met mannelijk bloeiende bloemen en uit 3 tot 5 vrouwelijke bloeiende aren. De schutbladeren van de aren zijn lang en steken boven de hele bloeiwijze uit. De driekantige stengels zijn niet alleen scherp driekantig maar ook ruw tot helemaal onderaan.
Aan waterkanten, in moerasbossen en op drijftillen, dus op zeer vochtige tot natte plaatsen kun je de meerjarige Hoge cyperzegge, Carex pseudocyperus L., uit de Cypergrassenfamilie of Cyperaceae aantreffen.
De planten kunnen behoorlijk uit de kluiten gewassen zijn en tot een meter hoog worden. De wortelstok vormt uitlopers waardoor de plant losse pollen vormt. Opvallend is de lichtgroene tot goudgroene kleur van de plant.
De stengel is scherp driekantig en zeer ruw tot helemaal onderaan. Hij is ongeveer 3 mm dik. Bladschede en -schijf zijn kaal en tot een cm breed; ze eindigen in een driekantige top. De bladscheden van de in rijen staande gevouwen bladeren hebben veel dwarsnerven, waarbij de onderste naar roodbruin kleuren en de oude rafelen. Op de overgang van bladschede naar bladschijf vind je een op een tongetje lijkend vlies, de ligula, die behoorlijk groot is, namelijk tussen de 5 en 20 mm.
Ze hebben daarbij een opvallende pluimvormige bloeiwijze waarin de schutbladeren veel langer zijn dan die bloeiwijze. Ieder schutblad heeft een duidelijke schede van ongeveer een cm lang. Aan de top van de bloeiwijze tref je één aar aan met alleen mannelijk bloeiende meeldraadbloemen. Voorts is er een aantal aren met vrouwelijk bloeiende bloemen. Deze drie tot vijf aren zijn drie tot zeven cm lang en ongeveer 1 cm breed. Ze staan op stelen, waarbij vooral de onderste aar erg lang gesteeld is. Op den duur is deze duidelijk hangend. De cypergrasbloemen hebben een kafje dat uitloopt in een 2 mm lange naaldvormige spits. De geelgroene urntjes zijn relatief groot, 5 bij 1 mm en er zijn goed zichtbare nerven. De snavel van het kale urntje is lang en tweetandig; er zijn drie stempels en de nootjes zijn driekantig of rond.
Het bovenstandig vruchtbeginsel ontwikkelt zich tot een nootje.
MM_210313
Het areaal van Hoge cyperzegge omvat Europa, met uitzondering van de meest noordelijke en zuidelijk delen van dit werelddeel. Ook het westen en midden van Azië en Japan hore ertoe, net als de noordwestrand van Afrika. Ook het zuidoosten van Canada en Nieuw-Zeeland horen tot het areaal. Het is een pioniersoort die je aantreft in de pleistocene gebieden van de Benelux langs rivieren en plassen, in laagveengebieden en in de duinen. Als pioniersoort wordt de Hoge cyperzegge meestal opgevolgd door de Pluimzegge.
Hoge cyperzegge vormt samen met andere waterplanten als Waterscheerling en Kleine lisdodde drijftillen op beschutte plekken in plassen en afgesneden rivier- en beekarmen. Drijftillen zijn drijvende eilandjes die alleen in zoet water gevormd worden. Op deze drijftillen kunnen andere planten zich ontwikkelen.
Nog meer informatie over de ecologie van de Hoge cyperzegge en de relaties met andere organismen en het milieu is te vinden in Weeda, E.J. et al., (2003) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 5: 305.
Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 158. Of met de nieuwste druk van deze flora: Duistermaat, H(Leni). (2020) Heukels' Flora van Nederland, 24ste druk: 169-170.
Een andere gemakkelijke determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 247-248. De Nederlandse naam luidt in deze flora Cyperzegge.
Uitspraak (accenten) van de wetenschappelijke naam: Cárex pseudocypérus.