De associatie groeit het best op matig tot zeer voedselrijke, in de winter overstroomde, maar zomers droogvallende, zwak zure tot neutrale standplaatsen. Het water is zoet tot hoogstens zwak brak. In de zomer bevindt het grondwater zich enkele decimeters beneden het maaiveld. De Associatie van Scherpe zegge kan beter tegen overstroming in het groeiseizoen dan veel andere gemeenschappen van de Riet-klasse. Zij wordt positief beïnvloed door afzetting van slib of ophoping van organisch materiaal. Zij groeit lintvormig op oevers van rivieren, beken en kanalen, en langs sloten in veenweidegebieden. Vlakdekkend komt ze voor in oude rivierlopen en laagten in uiterwaarden, in kleiputten en plaatselijk in natte duinvalleien. Ook in overstromingsvlakten in de benedenloop van laaglandbeken kan ze een prominente plaats innemen.
De Associatie van Scherpe zegge ontwikkelt zich vaak door verlanding vanuit open water. Na ophoging van slib of organisch materiaal kan zij ontstaan uit Rietgemeenschappen. Gaat dit proces door, dan dringen ruigtesoorten binnen en ontwikkelt zich een Moerasspirea-ruigte en later een elzenbroek of Vogelkers-essenbos. Omgekeerd kan zij door kappen uit deze bosgemeenschappen ontstaan. Bij een maaibeheer in de winter vormt zich vanuit deze associatie de Riet-associatie. Wordt in de zomer gemaaid, dan kan zich een Dotterbloemhooiland ontwikkelen. Beweiding leidt tot gemeenschappen van het Zilverschoon-verbond.
De associatie komt voor in het laag- en heuvelland van grote delen van Europa en verder in Noord-Afrika (in het Atlasgebied) en in West- en Noord-Azië. Scherpe zegge is in Nederland naast Oeverzegge de meest voorkomende grote zeggensoort en de Associatie van Scherpe zegge is in Nederland dan ook algemeen. Het meest wordt ze aangetroffen langs de grote rivieren en langs beken in de Pleistocene gebieden. Daarbuiten is ze aanwezig in het laagveengebied en op de Waddeneilanden.
De associatie wordt gedomineerd door Scherpe zegge, die buiten de associatie ook veel in andere gemeenschappen van het verbond optreedt. Van de orde-kensoorten is Moeraskruiskruid naar verhouding veel aanwezig. Van de klasse-kensoorten komen Liesgras, Gele lis, Rietgras, Riet en Holpijp veel voor. De belangrijkste begeleiders zijn Moeraswalstro, Grote kattenstaart, Watermunt, Grote wederik en Veenwortel.
Schaminée, J., Sýkora, K., Smits, N. en Horsthuis, M., 2010, Veldgids Plantengemeenschappen van Nederland, KNNV Uitgeverij Veldgids nr 25, pp. 146-147.