De gemeenschap komt voor op droge, voedselarme, vaak lemige zandgrond in graslanden, bermen en op open plekken in het bos. Ook kan ze op verdroogd hoogveen voorkomen. Ze is gebonden aan een microklimaat met een hoge luchtvochtigheid. Voor de noodzakelijke buffering zijn deze graslanden afhankelijk van weinig verweerd of leemhoudend bodemmateriaal. Er worden twee subassociaties onderscheiden binnen deze plantengemeenschap.
De gemeenschap heeft een atlantisch areaal. In Nederland is zij beperkt tot de Pleistocene zandgronden met een hoofdverspreiding in het Drents en Gelders district. Op deze zandgronden heeft zij hetzelfde verspreidingspatroon als stuifzandgemeenschappen, bosbesheiden en jeneverbesstruwelen.
De associatie is binnen het verbond het minst soortenrijk. Liggend walstro en Pilzegge zijn kensoorten. Verder wordt de gemeenschap gekenmerkt door diverse grassen en schijngrassen, waaronder Fijn schapengras, Bochtige smele en Gewone veldbies. Valkruid heeft in deze associatie een zeker optimum. De gemeenschap onderscheidt zij zich van de verwante Associatie van Klokjesgentiaan en Borstelbies vooral door het ontbreken van vochtindicatoren, zoals veenmossen, Ronde zonnedauw, Zwarte zegge en Gevlekte orchis.
Schaminée, J., Sýkora, K., Smits, N. en Horsthuis, M. (2010) Veldgids Plantengemeenschappen van Nederland. KNNV Uitgeverij, Veldgids 25, 1e druk, p 244. De indelingscode van deze plantengemeenschap luidt in deze Veldgids 19Aa1.
Schaminée, J., Haveman, R., Hennekens, S., Horsthuis, M., Janssen, J., Ronde, I. de, Smits, N. en Sýkora, K. (2022) Veldgids Plantengemeenschappen van Nederland, KNNV Uitgeverij Veldgids nr 25, 3e druk, pp. 251. De gebruikte indelingscode in deze derde druk is r19Aa1.