Trekrus - Juncus squarrosus

Trekrus, Juncus squarrosus is een nogal stugge soort Rus, die niet gemakkelijk uit de grond te trekken is. De tot 2 mm brede bladeren houden het midden tussen smalle grasbladeren en de ronde priemvormige bladeren die veel Russen kenmerkt. Ze zijn gootvormig en alle bladeren komen tevoorschijn uit de wortelstok. De plant vormt dicht op elkaar staande rozetten en als de plant een flinke ouderdom bereikt heeft is de pol naar buiten toe uitgegroeid en in het centrum afgestorven waardoor er een soort heksenkring ontstaat.

Trekrus, Juncus squarrosus L., uit de Russenfamilie of Juncaceae is een meerjarige plantensoort, die moeilijk uit de grond te trekken is. Hij heeft zoals diverse soorten uit het geslacht Rus een biesachtig uiterlijk

Trekrus heeft een meerkoppige wortelstok, die verticaal in de grond staat. Op de koppen staan rozetachtige  planten dicht bij elkaar, waardoor een oudere plant een dicht pol vormt. Deze pollen groeien aan de buitenrand uit en sterven in  het midden af. Een flink wat jaren oude plant kan daarom een soort heksenkring vormen in het veld.

De olijfgroene bladeren zijn meer dan een mm breed, stijf en dik, maar vlak. Ze zijn diep gootvormig en komen alle direct uit de wortel tevoorschijn. Ze hebben een opvallende witte middennerf en de bladeren staan naar alle richtingen spiraalsgewijs. Ook zijn ze vaak tegen de grond aangedrukt en hebben dan omhoog gebogen bladpunten. Onderaan de voet is een schede te zien, die vrij breed en buikig is.

De vaak bladloze bloeistengels ontspruiten in de oksels van de rozetbladeren. De bloemen zijn tamelijk groot. De zes bloemdekbladen zijn gemiddeld 5 mm groot en bruin van kleur en ze hebben een witvliezige rand; ze zijn stomp aan de top. De bloemen staan met tientallen dicht bij elkaar in compacte bloeiwijzen boven aan de stengels.

De doosvruchten hebben een spitsje en zijn iets langer dan de bloemdekbladen.

MM_211214

Hoofdgroep:
Plantenfamilie:
Plantengeslacht:
Rus - Juncus
Plantvorm:
gras
Plantgrootte:
0.05 - 0.30 meter
Bloeiperiode:
Bloemkleur:
bruin
Bloeiwijzen:
kluwen, hoofdje
Bloemvormen:
russenbloem, regelmatig
Bloemtype:
tweeslachtig
Bloembladen:
3 bloemdek (kelkbladen), 3 bloemdek (kroonbladen)
Meeldraden:
6 meeldraden
Vruchtbeginsel:
bovenstandig
Stijlen:
1
Stempels:
3
Vrucht:
doosvrucht
Zaden:
-
Stengel:
rechtopstaand
Schors:
-
Bladstand:
wortelstandig-verspreid
Bladvormen:
gootvormig, priemvormig
Bladrand:
gaaf
Ondergrondse delen:
meerkoppige wortel, wortelstokrhizoom/ wortelstok
Plantengemeenschappen:

Het areaal van trekrus omvat het westen, noorden en midden van Europa. In Afrika behoort het noordelijk del met het Atlasgebied tot het areaal en ook op de zuidpunt van Groenland is de soort thuis.

 De stugge Trekrus staat op open tot begroeide gronde, bijvoorbeeld op paden. Hij prefereert een zure en natte bodem zoals aan te treffen is in heidevelden en kun je dan ook beschouwen als een echte tredplant.

De plantensoort 'Trekrus' komt voor in de volgende plantenassociaties:

Op geplagde heide kan Trekrus zelfs voorkomen met zeldzame soorten als Zonnedauw, Klokjesgentiaan en Moeraswolfsklauw.

Nog meer informatie over de ecologie van Trekrus en de relaties met andere organismen en het milieu is te vinden in Weeda, E.J. et al., (2003) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 5: 18

Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: . Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, L. (2020) Heukels' Flora van Nederland: 203-204.

Een andere determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk:.

Uitspraak (accenten) van de wetenschappelijke naam: Júncus squarósus