Soms kom je kruiden tegen in de natuur die wel erg veel lijken op struiken. Een voorbeeld van zo'n kruid is Bijvoet, Artemisia vulgaris, uit de familie van de Composieten. Het is een plant die vanuit de overblijvende wortelstok in de loop van de lente en zomer pijlsnel groeit en soms wel manshoog kan worden. Door de sterke vertakking van de roodbruine tot paarsbruine stengels heeft de plant het uiterlijk (habitus) van een struik. De stengels lijken echt op takken. Maar aan de bladeren die van onderen zilverwit zijn is de soort goed te herkennen. De hoofdjes met piepkleine bloemetjes lijken nauwelijks op de hoofdjes van de meeste composieten, die immers bijna altijd fraaie kleuren hebben. De soort is dan ook een windbestuiver.
Bijvoet of Alsem, Artemisia vulgaris L., uit de Composietenfamilie is een zwak aromatische plant met bladeren die aan de bovenzijde groen en vrijwel onbehaard en aan de onderzijde witviltig behaard zijn. De bladeren aan de hele stengel zijn allemaal ongeveer hetzelfde. De bovenste zijn enkel geveerd en kunnen enigszins zittend aan de stengel staan. De onderste bladslippen lijken dan de stengel te omvatten. Naar beneden toe zijn ze vaker dubbel geveerd. De vrij lange veerdelige slippen hebben parallel lopende gave randen die in een spits eindigen.
De vrijwel kale stengels komen na de winter te voorschijn uit de ondergrondse, verhoute wortelstokken. Ze zijn slank en rood tot paarsrood van kleur tot bovenaan toe. Ze zijn taai en gegroefd en doen wat houtig aan, waardoor deze kruidachtige plant wat op een struik lijkt. Ze kunnen tot 1,5 m hoog worden, soms zelfs nog wat hoger. Naar boven toe vertakt de stengel en daar ontwikkelen zich de pluimvormige gerangschikte bloeiwijzen met daarin veel kleine hoofdjes.
De eivormige kleine hoofdjes, slechts een paar mm in doorsnee, hebben aanvankelijk kleine geelachtige buisbloemetjes die later kleuren naar roodbruin. Aan de rand in het hoofdje staan binnen het omwindsel gereduceerde vrouwelijke bloemetjes met stempellobben, die boven het omwindsel uitsteken. De mannelijke bloeiende bloemetjes geven enorm veel pollen af dat door de wind wordt verspreid. Deze pollen zijn sterk allergeen en daarmee is de Bijvoet tijdens zijn bloeitijd van augustus tot september een van de belangrijkste kruidachtige hooikoortsplanten. Een allergie voor bijvoetpollen gaat vaak samen met een allergie voor selderij, peterselie, wortel, venkel, komijn, dille, paprika en anijs. We spreken dan van kruisallergieën. Na de bloei en vruchtzetting sterft het bovengrondse deel van de Bijvoet af. De wortelstok overwintert.
Bijvoet heeft een groot areaal over de hele wereld en bevolkt hele steppengebieden. Ze komt in Nederland heel algemeen voor, bijvoorbeeld op braakliggende terreinen en langs wegen in bermen. De plant prefereert een zandhoudende, maar voedselrijke grond. Het is een uitgesproken cultuurvolger, die braakliggende terreinen meestal in het tweede jaar van braakliggen domineert, nadat in het eerste jaar meestal de Melganzenvoet dominant aanwezig is.
Bijvoet dankt zijn naam waarschijnlijk aan het verhaal dat de Romeinen bladeren van de Bijvoet in hun sandalen stopten om op die manier te voorkomen dat ze voetproblemen opliepen tijdens de lange dagmarsen, die ze in hun legioenen aflegden. Bijvoetbladeren zijn ook te gebruiken tegen muggen.
MMGB_111130
Als steppenplant kent Bijvoet een groot verspreidingsgebied in Europa en Azië. Inmiddels is de soort ook in Noord-Amerika ingeburgerd. Dat karakter van een steppenplant zie je ook aan de standplaatsen in onze contreien. Je vindt de pioniersoort in bermen, ruigten, ruderale terreinen als verlaten bouwterreinen, een of twee jaar bermen en wegtaluds, haventerreinen en dergelijke. Schaminée, J. et al. (2010) Veldgids Plantengemeenschappen van Nederland, delen Bijvoet in de volgende plantengemeenschappen in
31Aa2 Associatie van Raketten en Kompassla
31Ca Wormkruid-verbond
38Aa1 Bijvoet-ooibos
Medicinaal gebruik
Als u geïnteresseerd bent in meer uitgebreide gegevens over de ecologie van Bijvoet, de relaties met andere organismen en het milieu, dan vindt u dat in Weeda, E.J. et al., (1991) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 4: 83.
Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 609. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, L. (2020) Heukels' Flora van Nederland: 715.
Een andere gemakkelijke determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 1028 en 1086-1087.
Uitspraak wetenschappelijke naam: Artemísia vulgáris