Hazenzegge, Carex leporina, valt op door de bloeiwijze die nogal compact is doordat een aantal aren, zo'n 4 tot 6 of nog een enkele meer, bij elkaar staan aan de top van de bloeiwijzestengel. Doordat de planten een grasgroene zode vormen, lijken deze bloeiwijzen er boven te zweven. In ieder van de aren zitten een paar mannelijk bloeiende bloemen onderin en daarboven vrouwelijk bloeiende bloemen die een beetje roodachtig kleurende stempels hebben en wel twee per bloem.
Hazenzegge, Carex leporina uit de Zeegefamilie of Cyperaceae, wordt ook nog aangeduid als Carex ovalis. In het laatste geval is deze wetenschappelijke soortsnaam goed te herkennen aan de aren van deze Zeggesoort, die immers wat dik en ovaal van vorm zijn.
Op het ondergronds wortelstelsel vormt de meerjarige Hazenzegge redelijk dichte zoden van helder groene bladeren die lijnvormig zijn en een wat ruwe bladrand hebben door de fijn gezaagde rand. De stengels met in drie rijen geplaatste bladeren dragen aan de top een aantal aren met daarin de bloemen. De stengel is in het onderste gedeelte maar weinig driekantig en meer rond, maar naar boven toe is de stengel wel scherp driekantig en wat ruw. Onder aan de stengels tref je een aantal lichtbruine schedes aan, die kunnen gaan rafelen.
In de bloeiwijze bovenaan de stengel valt op dat er meestal 4 tot maximaal 6 dichte aren zitten met pakketjes met bloemen. Die aren zijn wat dik en hebben een ovale vorm. Ze zijn daarbij tot zo'n anderhalve cm groot. De kafjes zijn bruin van kleur met vaak een groene middennerf en een vliezige rand. Wat opvalt is dat er slechts een kort schutblad is, dat erg op een kafje lijkt onder de aren staat. Je mist de lange schutbladeren die je bij veel Zeggesoorten aantreft die soms tot ver boven de bloeiwijze uitreiken. Daardoor heeft Hazenzegge een habitus, of uiterlijk, waarbij de stengels met de aren als het ware boven de grasachtige, groene planten uit steken en daarboven lijken te zweven. In de aren vind je aparte vrouwelijk bloeiende eenslachtige bloemen en aparte mannelijk bloeiende bloemen. De mannelijk bloeiende bloemen zitten in het onderste deel van een aar en herken je aan de helmknoppen die uit die bloemen steken. De vrouwelijke bloemen met bovenstandig vruchtbeginsel hebben twee stijlen met stempel die boven de bloemen uitsteken en dus ook boven de aar te zien zijn.
De urntjes zijn afgeplat, een beetje bol-hol van vorm en bevatten een nootje.
MM_240408
Hazenzegge heeft een areaal dat zich uitstrekt over bijna heel Europa. Ook het westen en midden van Azië en het Atlasgebied in Noord-Afrika horen bij dit verspreidingsgebied. Het is een echte graslandplant, die zich in het huidige cultuurlandschap goed kan handhaven, ook op wat meer ruderale plekken, zoals bermen en de randen van paden in bossen. Wanneer voormalig cultuurland, bemeste graslanden met voorheen veel Engels raaigras, door verschraling wordt omgezet in meer natuurlijk soortenrijk grasland, treedt Hazenzegge in de overgangsfase vaak langdurig op.
Hazenzegge kan door zijn brede ecologische amplitude derhalve voorkomen met wat algemenere plantensoorten als Gewoon reukgras maar ook met zeldzamere soorten als Addertong.
Nog meer informatie over de ecologie van Hazenzegge en de relaties met andere organismen en het milieu is te vinden in Weeda, E.J. et al., (2003) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 5: 334-335. In deze Oecologische Flora wordt nog de wetenschappelijke naam Carex ovalis gebruikt.
Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk:
Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, H(Leni). (2020) Heukels' Flora van Nederland: 178.
Een andere determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk:
Uitspraak (accenten) van de wetenschappelijke naam: Cárex leporína