Aan de vorming van kussentjes en zijn fijne tegenoverstaande blaadjes herken je op straat tussen de stoeptegels gemakkelijk Liggende vetmuur, Sagina procumbens. In eerste instantie denk je misschien dat het een grassoort is met korte bladeren, maar zeker tijdens de bloei is onmiskenbaar dat je te doen hebt met een bloeiende plantensoort. De bloemen lijken nauwelijks kroonbladen te hebben en daardoor lijkt de bloemkleur groen. Een opvallende eigenaardigheid van de soort is het ombuigen en later weer terug buigen van de stengel onder de rijpende vrucht.
In de stad tussen de stoeptegels en de straatstenen kan zich een aantal planten handhaven die aangepast zijn aan betreding en berijding. Een van deze laagblijvende plantensoorten is Liggende vetmuur, Sagina procumbens L., uit de Anjerfamilie.
De planten zijn overjarig en kunnen zich goed handhaven in het stedelijke milieu. De stengels kruipen op de bodem en wortelen op de knopen van de dunne stengels. Dat is op de plekken waar zich een tweetal tegenoverstaande smalle, enigszins gootvormige tot priemvormige blaadjes bevinden waar ook gemakkelijk uit de okselknop zijstengels ontstaan. Die zijstengels kunnen als de verbinding met de naast liggende zijtakken aan de stengel verbroken wordt, bijvoorbeeld doordat met een schoffel iets wordt weggestoken, tot aparte planten uitgroeien. Door deze groeiwijze vormt de Liggende vetmuur kussens op de richels tussen stoeptegels.
Als er bloei ontstaat, meestal aan een aantal van de zijtakken aan de stengels komen in de bladoksel van de omhoogstaande zijtakken allenstaande bloemen tevoorschijn. Voor bloemen uit de Anjefamilie wijken ze behoorlijk af van wat je normaal bij de bloemen van de plantensoorten uit deze familie vindt. Allereerst valt op dat de bloemen meestal allemaal viertallig zijn. Zelden tref je eens een vijftallige aan,w at in beginsel de regel is in deze familie. Ook dat ze alleen staand zijn is al afwijkend. Verder zie je al snel dat er vier relatief grote, een beetje eivormige, groene kelkbladen zijn. De kroonbladen zijn erg klein, veel kleiner dan de kelkbladen en witachtig van kleur. Daardoor vallen de kroonbladen nauwelijks op en het aanzien van de bloem wordt derhalve vrijwel geheel bepaald door de kelkbladen. Er zijn vier meeldraden en op het bovenstandig vruchtbeginsel staan vier stempels, die een beetje kroezelig van uiterlijk zijn. Na bevruchting, tijdens de rijping van de doosvrucht, buigt de vruchtsteel onder de bloem om waardoor de vrucht naar beneden gaat wijzen, maar na enige tijd buigt deze vruchtsteel weer naar boven zodat de rijpe doosvrucht weer rechtop komt te staan.
Aan een plant met meerdere rijpende vruchten is dit goed waar te nemen.
Ondergronds kunnen ook de wortels tamelijk lange uitlopers maken, waardoor op enige afstand van de moederplant zich een nieuw plantje ontwikkelt. Wordt de wortelverbinding verbroken, dan is deze nieuwe plant in feite een kloon van de oude. Het is een vorm van vegetatieve vermeerdering.
MM_150106
Liggende vetmuur heeft een verspreidingsgebied dat heel Europa omvat en als cultuurvolger is deze algemene soort tegenwoordig over de hele wereld te vinden. Het is een kosmopoliet geworden. De soort gedijt uitstekend op muren, in de voegen tussen stoeptegels en straatstenen. Ook in de rand van bermen en in duinvalleien op open voedselrijk zand, dat regelmatig betreden wordt kun je de soort vinden. In Schaminée, J. et al. (2010) Veldgids Plantengemeenschappen van Nederland, worden de plantengemeenschappen beschreven waarin Liggende vetmuur een rol speelt als kensoort of begeleidende soort. Het zijn
12Aa3 Associatie van Vetmuur en Zilvermos
21Ab1 Muurvaren-associatie
21Ab2 Tongvaren-associatie
28Aa Dwergbiezen-verbond
28Aa1 Draadgentiaan-associatie;
Stoepplant
Meer informatie over de ecologie van Liggende vetmuur en de relaties met andere organismen en het milieu is te vinden in Weeda, E.J. et al., (1985) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 1: 195.
Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 291-292. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, L. (2020) Heukels' Flora van Nederland: 529.
Een andere gemakkelijke determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 445.
Uitspraak (accenten) van de wetenschappelijke naam: Sagína procúmbens.