De gemeenschap groeit als pioniervegetatie in open, voedselrijk, gewoonlijk 0,5 tot 1,5 m (tot max. 3 m) diep water boven een slibrijke of zandige bodem. Door de buigzame stengels van Mattenbies kan zij beter tegen golfslag dan de Riet-associatie. Ze komt voor langs grote wateren, laagveenplassen, sloten, vaarten, kanalen, oude rivierarmen en doorbraakkolken. In tegenstelling tot Ruwe bies is Mattenbies zoutmijdend. Door opslibbing verdwijnt deze associatie en wordt dan opgevolgd door de Riet-associatie.
De Mattenbies-associatie heeft een groot areaal, dat zich uitstrekt over het laag- en heuvelland van bijna heel Europa, grote delen van Zuidwest- en Centraal-Azië en de noordrand van Afrika. In Nederland is de associatie vrij algemeen en vooral te vinden in de Holocene gebieden, met uitzondering van het Noordelijk kleidistrict en het Waddendistrict. Zij is algemeen langs de grote rivieren en in laagveengebieden, langs het IJsselmeer en de randmeren, en in zoetwatergetijdengebieden waar vroeger veel biezenteelt plaatsvond.
De naamgevende kensoort Mattenbies is altijd aanwezig en domineert de vegetatie. Verder komen geen soorten frequent voor, zelfs geen kensoorten van de hogere eenheden. Van deze laatste zijn Gele waterkers, Waterzuring, Riet, Grote egelskop, Kleine lisdodde en Holpijp nog het meest aanwezig.