Video Determinatie

Paardenbloem - Taraxacum officinale sectie Ruderalia

In april tref je vaak volop goudgeel gekleurde weilanden aan. Deze overdadige kleur wordt teweeg gebracht door de Paardenbloem, Taraxacum officinale. De zeer algemene soort is een bekende vertegenwoordiger van de composieten. Paardenbloemen hebben een rozet met grote veerdelige bladeren, een onvertakte bladloze stengel en een bloemhoofdje, met daarop honderden lintbloemen. Het zijn planten met wit melksap. De vruchten worden na rijping aan witte uit haren bestaande 'parachuutjes' verspreid. Deze haren noemen we pappus.

Klik op een foto voor kenmerk met uitleg:
Verspreidingskaart
Ecologische parameters

De Paardenbloem, Taraxacum officinale F.H.Wigg., is een zeer algemeen voorkomende soort uit de Composietenfamilie. De meest voorkomende Paardenbloemen worden tot de sectie Ruderalia gerekend. De plant die we op video hebben gezet behoort hiertoe.

De Paardenbloem, vaak wordt de naam nog geschreven als Paardebloem, bloeit bijna het hele jaar door. De bloei begint meestal in het vroege voorjaar. Dat kan al vanaf januari als het een zachte winter is. Optimaal bloeit de Paardenbloem in de eerste helft van april en kan dan weilanden oranjegeel kleuren. De bloei loopt door tot mei en sporadisch zelfs tot december. Vruchtvorming en bloei zie je vaak tegelijkertijd: het oranjegele veld heeft dan een witwazig aanzien door de pluizenbollen van de Paardenbloem.

De bladeren van de Paardenbloem vormen een rozet en de onvertakte steel is bladloos. De vorm van de bladeren is meestal lijnlancetvormig, waarbij ze vaak veerspletig tot veerdelig zijn ingesneden of getand. De oppervlakte van de bladeren is kaal of iets wollig behaard.

Het hoofdje bevat honderden lintbloemen. Het omwindsel van het hoofdje is veelrijig, waarbij de blaadjes van de buitenste rijen korter zijn en vaak teruggeslagen. De bloembodem van het hoofdje is zonder stroschubben; dit zijn doorzichtige schubben die tussen de bloemetjes bij een aantal composieten te vinden zijn. De kale bloembodem van een hoofdje lijkt op een kussen.

De nootjes zijn lang gesnaveld. Aan de voet van de snavel zijn ze versmald en daar getand. De pappusharen zijn wit en onvertakt. Ze zijn te beschouwen als een gereduceerde kelk en vormen het parapluutje waaraan de nootjes door de lucht kunnen zweven.

De planten hebben wit melksap, dat je te zien krijgt als je de steel doorbreekt of een blad kapot scheurt. Op het hoofdje van de Paardenbloem zie je vaak insecten als vliegjes rondscharrelen. Mogelijk brengen ze daarbij stuifmeel (of pollen) van de ene naar de andere bloem en zorgen dan voor de bevruchting. Maar vooral zelfbestuiving in de vorm van apogamie (zie bijzonderheden) komt het meest voor.

Paardenbloemen groeien in vochtige tot natte voedselrijke graslanden, maar ook in bermen en gazons. Ook op betreden paden vind je de Paardenbloem en zelfs op droge zandige voedselarme bodems zoals in de duinen. Soms wordt de hier veel minder uitbundige Paardenbloem, die daar vaak een rode steel heeft, tot een aparte soort gerekend, de Zandpaardenbloem.

MM_110411

Laatste wijziging 191120

Hoofdgroep:
Plantenfamilie:
Plantengeslacht:
Taraxacum - Taraxacum
Plantvorm:
kruid
Plantgrootte:
0.05 - 0.40 meter
Bloeiperiodes:
Bloemkleur:
geel
Bloeiwijze:
hoofdje
Bloemvormen:
composietenbloem, lintvormig
Bloemtype:
tweeslachtig
Bloembladen:
5 vergroeide kroonbladen
Meeldraden:
5 vergroeid met elkaar
Vruchtbeginsel:
onderstandig
Stijlen:
1
Stempels:
2
Vrucht:
nootje
Zaden:
-
Stengels:
hol, rechtopstaand
Schors:
-
Bladstand:
rozet
Bladvormen:
ingesneden, samengesteld
Bladrand:
getand
Ondergronds deel:
penwortel
Plantengemeenschappen:

Het areaal van Paardenbloem omvat Europa, West-Azië en Noord-Afrika. Door de mens is de soort inmiddels in Noord-Amerika terecht gekomen en daar ingeburgerd. Schaminée, J. et al. (2010) Veldgids Plantengemeenschappen van Nederland beschrijft Paardenbloem als een belangrijke soort in het

16Ba Verbond van Grote vossenstaart

De plantensoort 'Paardenbloem' komt voor in de volgende plantenassociaties:

Naamsverwarring bij gebruik niet wetenschappelijke namen
Het geslacht Paardenbloem kent net als Havikskruid het verschijnsel van apogamie, ook wel apomixie genoemd. Hierbij ontwikkelt zich het vruchtbeginsel en rijpt het zaad los van bestuiving of bevruchting. Daarbij komt het niet tot menging van verschillende genomen, maar zijn de nakomelingen ook uit het zaad identiek aan de ouderplant, in feite klonen van elkaar. Aangezien er natuurlijk in de loop van de tijd wel mutaties optreden in het genoom ontstaan talrijke zogenaamde microsoorten, die enkel door specialisten te herkennen zijn. Er zijn er meer dan 1000 beschreven. De Paardenbloem die we hier laten zien in de determinatievideo wordt gerekend tot de sectie Ruderalia.

De Paardenbloem heet in het Duits Kuhblume maar wordt nog vaker ook als Löwenzahn benoemd. Het geslacht Leontodon heet in het Nederlands Leeuwentand. In het Duits heet het geslacht Löwenzahn of Herbstlöwenzahn.Deze verwarring vermijd je door de wetenschappelijke namen te gebruiken; die duiden eenduidig de geslachten Leontodon of Taraxacum aan!

Paardenbloem en hooikoorts?

Er moet nog op een belangrijk misverstand gewezen worden. Soms wordt gesuggereerd dat de rondzwevende zaden van Paardenbloem aan hun parachuutjes allergische reacties, zoals hooikoorts, zouden veroorzaken. Dat is je reinste flauwekul. Wel bloeien in de tijd dat deze zaden rondzweven veel grassen. Pollen of stuifmeel van grassen kan wel allergische reacties veroorzaken bij zo'n 12% van de Nederlandse bevolking. Voor meer informatie hierover verwijzen wij u naar onze website Pollennieuws.nl .

Nectarleverancier
De lintbloemen in een hoofdje van de Paardenbloem produceren nectar. Daarmee worden naast allerlei kleine insecten zoals vliegjes ook wel vlinders aangetrokken. Een bekende vlinder die de bloemen van deze soort als nectarbron gebruikt is de Dagpauwenoog (wetenschappelijke naam: Aglas io). Je kunt volwassen exemplaren van deze vlinder dan ook aantreffen op bloeiende paardenbloemen, vooral in het vroege voorjaar als er nog niet zo heel veel bloemen van andere soorten in bloei te vinden zijn.

Als u geïnteresseerd bent in meer uitgebreide gegevens over de ecologie van Paardenbloem, de relaties met andere organismen en het milieu, dan vindt u dat in Weeda, E.J. et al., (1991) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 4: 190.

Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 630. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, L. (2020) Heukels' Flora van Nederland: 686.

Een andere determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 1110. In deze flora heet de soort nog Paardebloem.

Voor uitgebreide informatie over Hooikoorts en Pollen: www.pollennieuws.nl 

Uitspraak van de wetenschappelijke naam: Taráxacum officinále