Video Determinatie

Zilverschoon - Potentilla anserina

Niet alleen de goudgele en tamelijk grote bloemen van Zilverschoon, Potentilla anserina, vallen op, maar vooral de onderkant van de geveerde bladeren. Als je zo'n blad omdraait zie je een dichte beharing, die de onderkant een op zilver lijkende kleur geeft. Daar is de Nederlandse naam ook van afkomstig. Dit is in de video goed te zien. Vanuit de rozet ontwikkelt de plant bovengrondse uitlopers, waaraan zich nieuwe jonge planten ontwikkelen, die dan opnieuw wortelen in de zandige grond. Zo kan de soort zich ook vegetatief vermeerderen.

Klik op een foto voor kenmerk met uitleg:
Verspreidingskaart
Ecologische parameters

Zilverschoon, Potentilla anserina L., is een soort uit de Rozenfamilie of Rosaceae. Ze heeft een brede bloembodem, waar de vijf kelkbladeren en vijf kelkslippen uit te voorschijn komen. De vijf kelkslippen noemt men ook wel bijkelk. De vijf goudgele kroonbladen zijn op de bloembodem ingeplant net als de vijf kelk- en vijf bijkelkslippen en vele meeldraden en vruchtbeginsels.

Ze komt zeer algemeen voor, bij voorbeeld in wegbermen en langs paden en kan ook redelijk goed tegen betreding. De bladeren van de Zilverschoon vallen direct op doordat ze aan de onderzijde zilverachtig glanzend zijn door de beharing. De soort dankt daar haar naam aan. De bladeren zijn geveerd en het valt daarbij op dat tussen de grote deelblaadjes kleine deelblaadjes zitten. Dit noemen we afgebroken geveerd. De grote en kleine deelblaadjes hebben een gezaagde bladrand.

De plant kan zich vegetatief uitbreiden met zogenaamde stolonen. Dat zijn stengels die bovengronds uit de moederplant ontstaan. Op enige afstand ontstaat een nieuw jong plantje, dat opnieuw wortelt in de bodem. Als na enige tijd de bovengrondse uitloper doorbreekt of afsterft is het jonge plantje een zelfstandige gekloneerde plant geworden.

Zilverschoon bloeit van midden in de lente tot aan de herfst.

MM_110924 (Laatste wijziging 151119)

Hoofdgroep:
Plantenfamilie:
Plantengeslacht:
Ganzerik - Potentilla
Plantvorm:
kruid
Plantgrootte:
0.05 - 0.40 meter
Bloeiperiode:
Bloemkleur:
geel
Bloeiwijze:
alleenstaande bloem
Bloemvormen:
vijftallig, regelmatig
Bloemtype:
tweeslachtig
Bloembladen:
10 kelkbladen en bijkelkslippen, 5 kroonbladen
Meeldraden:
20 of meer
Vruchtbeginsel:
veel, bovenstandig
Stijlen:
1
Stempels:
1
Vrucht:
dopvrucht
Zaden:
-
Stengels:
stolonen, kruipend
Schors:
-
Bladstand:
verspreid
Bladvorm:
afgebroken geveerd
Bladrand:
gezaagd
Ondergronds deel:
hoofd- en bijwortels
Plantengemeenschappen:

Zilverschoon is tegenwoordig kosmopolitisch te noemen, dat wil zeggen dat de soort over de hele aarde verspreid voorkomt. Vanuit Europa en Azië is de soort verspreid naar Australië, Noord-Amerika en Chili. In onze contreien is het eveneens een zeer algemene soort van bermen, ruigte, akkerranden, maar ook in kwelders en in de duinen is de soort te vinden.

Schaminée, J. et al. (2010) Veldgids Plantengemeenschappen van Nederland deelt Zilverschoon in in de

12 Weegbree-klasse

26Ac4 Associatie van Rode bies

38Aa1 Bijvoet-ooibos

De plantensoort 'Zilverschoon' komt voor in de volgende plantenassociaties:

De bovengrondse uitlopers waarmee de meerjarige plant zijn omgeving koloniseert, de stolonen, zijn een bijzonderheid aan deze soort. De zilverkleurige beharing aan de onderkant van de afgebroken geveerde bladeren maakt de soort erg gemakkelijk herkenbaar. Deze beharing en zilverige kleur wordt ook vaak wit-viltig genaamd.

Uitgebreidere informatie over de ecologie van Zilverschoon en de relaties van deze soort met andere organismen en het milieu kunnen gevonden worden in Weeda, E.J. et al., (1987) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 2: 80.

Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 385-386. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, L. (2020) Heukels' Flora van Nederland: 369.

Een andere gemakkelijke determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 711.

Uitspraak van de wetenschappelijke naam: Potentílla anserína.