Greppelrus, Juncus bufonius is een van onze kleine grasachtige planten, en wel uit de Russenfamilie of Juncaceae. Het is een eenjarige plant, slechts 0,05 tot 0,35 cm hoog met draaddunne stengels en bladeren. Alles is gericht op de voortplanting door zaden, met typische Juncus bloemen aan het eind van de stengel en in de hoeken van stengelvertakkingen, meestal zijn de 3-tallige bloemen (twee kransen van bloemdekbladen) alleenstaand. De plant is te vinden op natte en vochtige open voedselrijke plekken. De plant valt bijna nooit op maar is overal in het land te vinden en komt zeer algemeen voor. Door de knieën daarom!
Greppelrus, Juncus bufonius L., is een kleine grasachtige plant uit de Russenfamilie of Juncaceaea. Het is een van de éénjarige Russen.
De stengels, en daarmee het uiterlijk van de plant, kunnen opstijgend of liggend zijn.
De plant groeit in losse pollen en is klein 5 tot maximaal 35 cm groot. De stengels en bladeren zijn smal 0,5 tot 2,0 mm breed. Aan de basis van het blad staat een bladschede, vaak iets gelig of rossig van kleur; deze gaat geleidelijk over in het draaddunne blad. Door de geringe grootte en de smalle stengels en bladeren heeft deze rus een vrij nietig uiterlijk, en wordt gemakkelijk over het hoofd gezien. Bijna alle stengels dragen bloemen.
Greppelrus bloeit in de zomer. De bloeiwijze is een uitgespreide vertakte tros, aan het eind van de stengel of halverwege de stengel, met alleenstaande bloemen in de hoek van de gaffelvormige vertakkingen. Onder de bloeiwijze takken is een aantal schutbladeren geplaatst die korter zijn dan de bloeiwijze. Net als bij andere planten uit de Russenfamilie zijn de bloemen, groenachtig van kleur, 3-tallig, en dragen ze 2 kransen van 3 bloemdekbladen dus totaal 6 bloemdekbladen.
De drie buitenste bloemdekbladen zijn langer dan de drie binnenste, ze zijn allemaal lang toegespitst en veel langer dan de vrucht. De buitenste krans van de lange bloemdekbladen hebben een smalle bleke rand. Nogmaals: bijna alle bloemen zijn alleenstaand, of bij uitzondering met twee of drie bij elkaar. De vrucht is bruin, eivormig en meestal voorzien van een restant van de stijl: een spits topje.
GB_230919
Komt zeer algemeen voor als pionierplant op open en vochtige kale bodems, wegranden, droogvallende vennen en plassen, langs rivieren, open plekken in grasland, in stedelijk gebied. In het algemeen kalkmijdend.
Volgens Veldgids Plantengemeenschappen (Schaminée et al 2010) bijvoorbeeld in de volgende associaties
28AA1: Draadgentiaanassociatie
28Aa2: Associatie van Borstelbies en Moerasmuur
29Aa4: Slijkgroenassociatie
In België algemeen tot zeer algemeen, in Wallonië, de drie meest zuidelijke provicies minder algemeen.
Voor meer uitgebreide informatie over de relaties met andere organismen, het milieu en de ecologie van Greppelrus verwijzen wij naar Weeda, E.J. et al., (1988) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 5: 23-24.
Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Duistermaat, H(Leni), 2020 Heukels'flora van Nederland, 24ste druk: 132.
Een andere gemakkelijke determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1994) Geïllustreerde flora van Nederland, 23ste druk: 814.
Cappers, R.T.J., Bekker, R.M. en Feddema, D. (2023) Digital Diaspore Atlas of the Netherlands. Seeds, Fruits and Anthocarps. # 272.
Uitspraak (accenten) van de wetenschappelijke naam: Júncus bufónius.