Video Determinatie

Gewoon reukgras - Anthoxanthum odoratum

Een vroeg in het voorjaar bloeiende grassoort met een redelijk samengetrokken aar is Gewoon reukgras, Anthoxanthum odoratum. De toffee geur die typisch is voor dit gras ruik je het beste als je een paar grassprieten plukt en opvouwt en daarna een kwartiertje in je broekzak steekt. De belangrijkste kenmerken zijn: de geur, de relatief korte lichtgroene bladeren waarbij de spruit in de knop opgerold zit. De bladschede die spaarzaam behaard is. Op de overgang van blad en bladschede zijn langere haren te vinden (als een baard), het blad heeft aan de bovenzijde vrij vlakke ribben. De bloeiwijze is aarvormig, eigenlijk een aar-pluim, het aartje is smal en langwerpig. Reukgras is vaak te vinden aan de voet van dijken, waar de grond wat humeus kan zijn, maar vooral ook in andere natte en meer droge graslanden. Verder kun je dit gras in lichte bossen en aan de zomen ervan aantreffen.

Klik op een foto voor kenmerk met uitleg:
Verspreidingskaart
Ecologische parameters

Gewoon reukgras, Anthoxanthum odoratum L., is een in kleine pollen groeiende, overblijvende soort uit de grassenfamilie (Gramineae of Poaceae). Gewoon reukgras dankt zijn naam aan de toffee-achtige geur die veroorzaakt wordt door de stof cumarine. Er zijn nog andere plantensoorten die deze stof bevatten en bij drogen dezelfde geur afgeven, zoals Honingklavers en Lievevrouwenbedstro. De botanische naam Anthoxanthum is afgeleid van het Griekse anthos dat bloem en xanthos dat geel betekent. Het licht- tot bronsgroen gekleurde gras komt van nature voor in Eurazië. Hoewel het tegenwoordig nog steeds behoorlijk algemeen voorkomt, was de verspreiding vroeger in ons land nog ruimer.

Gewoon reukgras wordt 10-80 cm hoog, vormt een wortelstok en heeft rechtopstaande, onvertakte stengels. Het matgroene blad is tot 5 mm breed en heeft een 2 mm lang, aan de basis behaard tongetje. De bladscheden zijn enigszins opgeblazen waarbij de onderste kort behaard kunnen zijn. Het lijkt dan alsof de stengel behaard is, want de bladschede zit om de stengel. Het jonge blad komt gerold uit de bladschede tevoorschijn. Staat de soort op een vochtige bodem dan kunnen de bladeren wel tot 1 cm breed zijn. Ze zijn min of meer gootvormig met aan de onderkant een uitspringende middennerf.

Gewoon reukgras bloeit van april tot juni en is samen met Grote vossenstaart een der eerste bloeiende grassen in de lente. De bloeiwijze is een 2-8 cm lange, bronskleurige aarpluim met aartjes met twee steriele bloemen en een volledige bloem. De aarpluim is minder compact dan de aar van de Grote vossenstaart; als de aarpluim in volle bloei staat zijn de aparte aartjes goed te onderscheiden. De aartjes zijn smal en spits, waarbij het binnenste kelkkafje helemaal om de bloemen heen ligt. Ieder aartje bevat twee steriele bloemen en, daarboven geplaatst, één volledige bloem.

De onderste twee, langzaam toegespitste, kelkkafjes zijn kaal of zwak behaard en hebben meestal een klein stekelpuntje in het verlengde van de rugnerf. Het onderste kelkkafje is 4 mm en het bovenste 4,4 mm lang. Het tweede er boven staande paar 3,4 mm lange kelkkafjes is behaard en ze hebben een rugnaald. Het onderste 1,9 mm lange kroonkafje is stomp, hol en omsluit het bovenste 1,8 mm lange kroonkafje helemaal. De twee helmknoppen zijn groot en wel 3-4,5 mm lang. Ze verschijnen na de stijlen die na bevrucht te zijn al snel afvallen. Zo wordt ervoor gezorgd dat er steeds kruisbestuiving optreedt.

Gewoon reukgras vind je op droge tot natte, vrij voedselarme zwakzure of matig voedselrijke bodems in graslanden, lichte bossen, veenheiden, duinvalleien en rietmoerassen. Ook aan dijkvoeten en onder enigszins betreden omstandigheden kan het zich handhaven; de bodem dient dan behoorlijk humeus te zijn.

MMGB_20130217

Hoofdgroep:
Plantenfamilie:
Plantengeslacht:
Reukgras - Anthoxanthum
Plantvorm:
gras
Plantgrootte:
0.10 - 0.80 meter
Bloeiperiode:
Bloemkleur:
groen
Bloeiwijze:
aar
Bloemvorm:
grasbloem
Bloemtype:
tweeslachtig
Bloembladen:
2 kelkkafje, 2 kroonkafje
Meeldraden:
2 meeldraden
Vruchtbeginsel:
bovenstandig
Stijlen:
1
Stempels:
1
Vrucht:
graanvrucht of korrel
Zaden:
-
Stengels:
rechtopstaand, behaard
Schors:
-
Bladstanden:
in twee rijen, in kleine pollen
Bladvorm:
lijnvormig
Bladrand:
gaaf
Ondergronds deel:
bijwortelstelsel
Plantengemeenschappen:

Gewoon reukgras komt verspreid over heel Europa en het westelijk deel van Azië voor. Het is geïntroduceerd in alle gematigde gebieden van de wereld.

Volgens Schaminee J. et al. (2000) Veldgids Plantengemeenschappen in Nederland, komt Gewoon reukgras voor in veel heel verschillende grasland-gemeenschappen. Het treedt daar op als begeleidende soort.

09Aa2 Veenmosrietland

11Ba2 Moerasheide

14Ba1 Vogelpootjes associatie

14Bb1 Associatie van Schapengras en Tijm

14Bb2 Duin-Struisgras-associatie

14Bc2 Associatie van Sikkelklaver en Zachte haver

16 Klasse der matig voedselrijke Graslanden (Molinio-Arrhenatheretae)

16Aa1 Blauwgrasland

16Ab1 Veldrus-associatie,

16Ab2 Associatie van Ratelaar en Harlekijn

16Ab4 Associatie van Boterbloemen en Waterkruiskruid

16Ab6 Associatie van Gewone Engelwortel en Moeraszegge

16Ba1 Kievitsbloem-associatie

16Bb1 Glanshaver-associatie

16Bc1 Kamgras-weide

18Aa2 Associatie van Boshavikskruid en Gladde witbol

19Aa4 Associatie van Betonie en Gevinde kortsteel

De plantensoort 'Gewoon reukgras' komt voor in de volgende plantenassociaties:

Als een van de eerste tezamen met Grote vossenstaart in de vroege lente bloeiende grassen draagt het met zijn sterk allergene pollen bij aan de pollenbelasting, die veroorzaakt wordt door bloeiende grassen.

Cumarine is een aromatische organische verbinding. Ondanks dat we het plezierig vinden ruiken heeft het een eetlust verlagende werking. Planten met deze stof zouden daarom minder snel door vee gegeten worden. Vanwege de ongunstige verhouding tussen stengels (veel vezels) en bladmateriaal en vanwege de aanwezigheid van cumarine is gewoon reukgras een voor de veeteelt minder geschikt gras.

In het hooggebergte wordt de soort vervangen door Anthoxanthum alpestris, een zeer verwante soort met een afwijkend aantal chromosomen. A. odoratum zou daarbij de tetraploide (n=20) vorm zijn en A. alpestris de diploide vorm (n=10).

De karamelgeur en -smaak veroorzaakt door cumarine, kun je op twee manieren gemakkelijk achterhalen. De ene is door wat exemplaren van Gewoon reukgras te plukken en op te vouwen en bijvoorbeeld in je broekzak te steken. Als je na een kwartiertje het opgevouwen gras weer uit je zak haalt ruik je de karamel geur heel goed. Een tweede methode is door op een stengel van het gras wat te kauwen. Dan komt het cumarine vrij in je speeksel en kun je het proeven. Slik het mondvocht met de stukjes gekauwde grasstengels niet door maar spuug het goed uit.

Meer informatie over de ecologie van Gewoon reukgras en de relaties met andere organismen en het milieu is te vinden in Weeda, E.J. et al., (2003) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 5: 155.

Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 224. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, L. (2020) Heukels' Flora van Nederland: 248.

Een andere gemakkelijke determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 23ste druk: 869.

Uitspraak wetenschappelijke naam: Anthoxánthum odorátum