Grassenfamilie of Poaceae


Bevertjes
Biestarwegras
Bochtige smele
Borstelgras
Bosgierstgras
Boskortsteel
Breed fakkelgras
Buntgras
Duinriet
Eenbloemig parelgras
Engels slijkgras
Engels raaigras
Europese hanenpoot
Geelrode naaldaar
Geknikte vossenstaart
Gestreepte witbol
Gevinde kortsteel
Gewoon reukgras
Gewoon struisgras
Gewoon timoteegras
Gladde witbol
Glad vingergras
Glanshaver
Goudhaver
Grote vossenstaart
Groene naaldaar
Grote windhalm
Handjesgras
Hard zwenkgras
Harig vingergras
Helm
IJle dravik
Italiaans raaigras
Kamgras
Kanariezaad
Klein timotheegras
Kropaar
Kruipertje
Kweek
Liesgras
Maïs
Mannagras
Pijpenstrootje
Reuzenzwenkgras
Riet
Rietgras
Rietzwenkgras
Rogge
Ruw beemdgras
Schaduwgras
Smal Fakkelgras
Stijf straatliefdegras
Straatgras
Strandkweek
Tandjesgras
Veldbeemdgras
Zachte dravik

De Grassenfamilie of Poaceae is een grote familie met veel plantengeslachten en -soorten. Daaronder bevindt zich een groot aantal belangrijke voedingsgewassen, zoals onze granen en Maïs. De mens heeft dan ook al vroeg in zijn culturele geschiedenis geleerd hoe deze gewassen gecultiveerd kunnen worden en zij vormen de basis van activiteiten van de landbouwende mens sinds meer dan 10.000 jaar.

Bloeiende grassen zijn heel goed te herkennen aan een aantal kenmerken die goed zijn waar te nemen. De bloeistengels of halmen hebben altijd knopen op de plek waar een bladschede met bladschijf is aangehecht aan de stengel. Die knopen kun je voelen door met je vingers over de halm van een gras te wrijven. Bij een enkel gras, zoals Pijpestrootje, moet je de knoop heel ver beneden vlak bij de ondergrondse delen zoeken. De bladeren van de grassen staan in rijen boven elkaar aan de stengel gegroepeerd. Het zijn lange smalle, zogenaamde lijnvormige bladeren. Op de overgang van bladschede naar bladschijf vind je een vliezig tongetje of een reeks haren.

Er zijn twee duidelijk verschillende typen bloeiwijzes bij de Grassen te herkennen: aren en pluimen. Bij aren staan de afzonderlijke grasbloemen direct op de spil of aaras ingeplant. Ook kunnen pakketjes van bloemen, zogenaamde aartjes, direct staan ingeplant op de aaras. Tijdens de bloei buigen deze wat naar buiten zodat er ook wel van een aarpluim wordt gesproken. Pluimen zijn tijdens de bloei wijduitstaande vertakte bloeiwijzen waardoor de pakketjes met bloemen, de aartjes, vrij uitgespreid in de lucht staan, wat gunstig is voor de afgifte van stuifmeel of pollen aan de wind. Grasbloemen zijn tweeslachtig en hebben meestal drie meeldraden die naar buiten gestoken worden en op het vruchtbeginsel staat een stijl met twee veervormige stempels, waarmee pollen uit de lucht wordt gezeefd. Om een grasbloem staan twee kroonkafjes en aan de voet van een aartje meestal twee kelkkafjes.

Overigens is het voor mensen die lijden aan graspollenallergie niet zo’n pretje wanneer deze windbestuivers bloeien, want hooikoorts is het gevolg voor een aantal mensen.