Onder de plantensoorten die we graag als onkruid betitelen hoort zeker Melganzenvoet, Chenopodium album. De grijsgroene planten kunnen zich ontzettend snel op braakliggende grond uit zaad ontwikkelen, zoals op de plekken die in de video te zien zijn, en hun levenscyclus binnen een seizoen afsluiten. De bloeiwijzen bevatten veel kleine bloemen die een vlezig bloemdek hebben. De bladeren wat meer naar onderen aan de stengel hebben de vorm van ganzepoten. Alle bladeren zijn van onderen grijzig van kleur alsof ze met meel bestrooid zijn. Ook de bloeiwijze kan in de bovenste delen dit melige uiterlijk hebben.
Melganzenvoet, Chenopodium album L., is een eenjarige plantensoort uit de Amarantenfamilie. Tot voor enige jaren was de soort nog ingedeeld in een aparte familie de Ganzenvoetfamilie (Chenopodiaceae).
Het meest opvallend vind je Melganzenvoet op net aangebrachte open stukken grond, bij voorbeeld bij de aanleg van wegen en bouwterreinen. Zaad van de plant zit blijkbaar in dergelijke bodems en je ziet dan ook binnen een paar weken een dergelijk stuk grond helemaal bedekt met deze lichtgroene tot grijsgroene planten die in een seizoen hun hele cyclus van zaad tot zaad kunnen voltooien. Het is dus een echte cultuurvolger die zijn Nederlandse naam dankt aan de vorm van de bladeren die op ganzenvoeten lijken en de melige groene kleur van de onderkant van de bladeren die voorzien zijn van witte kristalachtige structuren. Daar komt bij dat in vroeger dagen de zaden van Melganzenvoet door de mens werden vermalen en tot voedsel dienden.
De plant kan 15-120 en soms tot 150 cm hoog worden. De gegroefde stengel is vaak roodachtig en kan op latere leeftijd enigszins verhouten. De bladeren staan verspreid langs de stengel. De bladeren kunnen sterk in vorm variëren. Boven in de plant zijn gaafrandig en langwerpig tot lancetvormig. Verder naar beneden zijn ze sterk bochtig getand tot spies- of ruitvormig.
Melganzenvoet is een echte zomerbloeier en de bloeiwijze kun je beschrijven als schijnaren die een tros vormen. Het geheel is kluwenachtig. De regelmatige, vijftallige bloemen zijn klein, groenachtig en soms ook een beetje rood aangelopen. Bij jonge planten is de bloeiwijze bovenin wat melig behaard. De bloemdekbladen zijn afgerond. Het is een windbestuiver, wat wil zeggen dan de helmhokken hun pollen afgeven aan de lucht. De gladde zaden, die uit de vruchtbeginsels ontstaan zijn meer breed, tot 1,6 mm, dan hoog.
MM_120120
Laatste wijziging 130420
Het areaal van Melganzenvoet omvat Europa en Midden-Azië; van daaruit is deze cultuurvolger over de gehele wereld verspreid. De eenjarige pioniersoort kan onbedekte bodems heel snel bezetten en dan in een jaar tot wel 1 m hoogte doorgroeien, bloeien en zaadzetten. Het is een plant die akkers en andere regelmatig verstoorde standplaatsen als ruigten en ruderale plaatsen bezet. In de Veldgids Plantengemeenschappen van Nederland van Schaminée, J. et al. (2010), wordt Melganzenvoet als kenmerkende soort ingedeeld in alle associaties van
30 Klasse van de Akkergemeenschappen
31Aa Verbond van Kleverig kruiskruid
31Ab1 Associatie van Kleine brandnetel
Meer informatie over de ecologie van Melganzenvoet en de relaties met andere organismen en het milieu is te vinden in Weeda, E.J. et al., (1985) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 1: 163.
Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 304. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, L. (2020) Heukels' Flora van Nederland: 510.
Een andere gemakkelijke determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 419-420.
Uitspraak van de wetenschappelijke naam: Chenopódium álbum