Een op een distel lijkende plantensoort met tot wel 5 cm in doorsnee grote hoofdjes is Akkermelkdistel. De plant geeft wit melksap als je een blad afplukt of de holle stengel doorsnijdt. De bladeren hebben een gezaagde tot stekelig getande rand, maar zijn minder stevig dan die van de distels en vederdistels. Opvallend is de manier waarop de bladeren met ronde oren om de stengel zitten. De hoofdjessteel en het omwindsel zijn met klierharen bezet. De lintbloemen zijn geel tot oranjegeel van kleur.
Akkermelkdistel of Sonchus arvensis L., is een soort uit de familie van de Composieten of Asteraceae. Composieten betekent zoveel als 'samengestelde bloemen'. We noemen deze familie zo omdat de eenheden die we bloemen noemen in feite uit een groot aantal afzonderlijke bloemen bestaan. Al deze bloemen staan op een gezamenlijke bloembodem en zijn omringd door een aantal gezamenlijke schutbladeren die we omwindsel noemen. We noemen dit een hoofdje. Akkermelkdistel is een soort uit een geslacht dat in Nederland uit zo'n vier of vijf sterk op elkaar lijkende soorten bestaat.
Akkermelkdistel is een middelhoge tot hoge plant, tot wel 1.5 m hoog, en alleen vertakt in de bloeiwijze. In tegenstelling tot de meeste andere melkdistels heeft de plant geen penwortel maar lange witte uitlopers waaraan nieuwe planten ontspruiten.
Het blad is opvallend glanzend groen, waarbij de basis breed hartvormig is afgerond en tegen de stengel ligt aangedrukt. We spreken wel van een stengelomvattende voet. Bij de Gekroesde melkdistel zijn de tegen de stengel aangedrukte oren groter en forser dan bij de Akkermelkdistel. De rand van het blad van de Akkermelkdistel is stekelig getand, en is daarmee distelachtig. Bij de Gewone melkdistel zijn de bladeinden aan de voet spiesvormig naar achteren gericht.
De samengestelde bloemen zijn groot, het zijn oranje-gele hoofdjes met een middellijn van wel 4 tot 5 cm. Het omwindsel bestaat uit twee rijen omwindselblaadjes met meestal weinig tot veel geelachtige klierharen. Het pappus, een soort kelk op de rand van inplant van het buisvormige deel van de bloem, later fungerend als het vruchtpluis, is helderwit. Er zijn alleen lintbloemen aanwezig, net als bij de Paardenbloem, en bij afbreken van blad of stengel vinden we overvloedig melksap (vandaar de Nederlandse naam Melkdistel), zoals bij Paardenbloem en Sla. Akkermelkdistel bloeit van juni tot de herfst.
De vruchten of nootjes zijn weinig afgeplat en voorzien van lengte en breedte ribbels (de laatste alleen met een sterke loep te zien), roodachtig bruin of donkerbruin van kleur. Ze worden in hun verspreiding geholpen door het vruchtpluis.
Vermenigvuldiging wordt ook door grondbewerking gestimuleerd, waarbij delen van het wortelstelsel nieuwe planten vormen.
Een variëteit of ondersoort van Akkermelkdistel vormt de Zeemelkdistel (var. maritimus), een soort die zich in het brakke milieu van de zeereep thuis voelt.
Akkermelkdistel is een heel algemeen voorkomende meerjarige soort op vochtige, omgewerkte grond, braakliggende terreinen, akkers, zeeduinen en aanspoelgordels op het strand. De soort is ook meer en meer te beschouwen als een stadsplant, waar je hem aantreft langs de rand van huizen en op braakliggend terrein.
24-01-2011/GB
110418/MM
Het oorspronkelijke areaal van Akkermelkdistel moeten we zoeken in Europa, Azië en Afrika, maar tegenwoordig is de soort kosmopolitisch doordat ze door menselijk toedoen verspreid is. De Akkermelkdistel is volgens Schaminée, J. et al. (2010) Veldgids Plantengemeenschappen van Nederland een belangrijke soort in de
22Aa1 Strandmelde-associatie
23Ab1 Helm-associatie
27Aa2 Associatie van Strandduizendguldenkruid en Krielparnassia
30Aa Naaldenkervel-verbond
32Ba3 Associatie van Zeekweek en Heemst
De meeste melkdistel soorten hebben een penwortel, maar Akkermelkdistel heeft geen penwortel maar een uitgebreid wortelstelsel. Daar blijven gemakkelijk delen van in de grond zitten, waaruit zich dan weer planten kunnen ontwikkelen. Het is daarom een hardnekkig onkruid.
Als u geïnteresseerd bent in meer uitgebreide gegevens over de ecologie van Akkermelkdistel, de relaties met andere organismen en het milieu, dan vindt u dat in Weeda, E.J. et al., (1991) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 4: 171-172.
Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 627. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, L. (2020) Heukels' Flora van Nederland: 689.
Een andere determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 1114.
Uitspraak van de wetenschappelijke naam: Sónchus arvénsis