De viltige beharing van de rolronde stengel en de boven- en onderzijde van de bladeren maakt het gemakkelijk om Viltige basterdwederik, Epilobium parviflorum, te herkennen. De plant voelt door die beharing wollig aan. De roze tot licht paarsrode bloemen zijn maar klein, hooguit zo'n 1,5 cm in doorsnede. Een opvallend kenmerk is verder de ontwikkeling van jonge bladrozetten op de wortelstokken als de planten in de vruchttijd zijn. Die bladrozetten blijven dicht bij het maaiveld en overwinteren daar. Het volgend voorjaar zijn zij aan de beurt om verder uit te groeien tot een volwassen plant.
Een soort uit de Teunisbloemfamilie, of Onagraceae, die opvalt door zijn viltige beharing is Viltige basterdwederik, Epilobium parviflorum Schreb..
De planten worden lang niet zo groot als die van het Harig wilgenroosje, waar ze wel wat op lijken. Ook zijn de roze bloemen beduidend kleiner, slechts zo'n 1,5 cm in doorsnee, terwijl die van Harig wilgenroosje meer dan 2 cm in doorsnee groot zijn. Uit de wortelstok ontwikkelt zich de meerjarige plant met een rechtopstaande rolronde stengel. Zeer kenmerkend en opmerkelijk is het gegeven dat, tijdens de periode dat de plant vrucht zet, aan de wortelstok nieuwe kleine bladrozetten ontstaan. Deze zijn zittend tot kort gesteeld. Op deze wijze overwintert de plant. Na de winter ontwikkelen zich uit deze in het vorige najaar ontstane bladrozetten nieuwe stengels. De planten die zo uit de ondergrondse wortelstok ontstaan zijn dus echte klonen van elkaar.
Aan de stengels staan de bladeren onderin de plant tegenover elkaar, maar naar boven toe is de bladstand verspreid. Dat geldt zeker voor de schutbladeren in de trosvormige bloeiwijze. In de oksel van deze schutbladeren ontwikkelen zich de bloemen. Zowel de stengels als de bladeren zijn viltig behaard. De witte lange haren vallen tegen de meestal rode kleur van de stengel direct op en de bladeren zijn zowel aan boven- als aan de onderzijde bezet met haren. Door deze viltige beharing voelen ze zacht aan. De bladeren zijn lancetvormig, langwerpig en zitten, soms met een heel korte steelachtige versmalling, tegen de stengel. Ze zijn niet (gedeeltelijk) stengelomvattend, zoals we dat zien bij Harig wilgenroosje en ook zijn ze niet aflopend langs de stengel.
De bloemen zijn klein, maar hebben net als de andere Basterdwederiken, een lange kelkbuis, die bovenop het onderstandig vruchtbeginsel staat. De vier kelkbladen zijn smal en spits. In de openstaande bloemen zie je vier meeldraden met helmknoppen, die rijp zijn alvorens zich de vier lobben van het stempel ontvouwen. Als het vruchtbeginsel ontvankelijk is geworden vormen de vier stempellobben een kruis.
Na bestuiving en bevruchting groeit het vruchtbeginsel uit tot een doosvrucht die de hele lengte van de vruchtkelkbuis inneemt. Als de zaden rijp zijn springt deze vruchtkelk met vier kleppen open. Dan komen de zaden tevoorschijn met hun fraaie lange haarkuif. Met deze haarkuif kunnen de kleine rond-ovale zaden, het zijn nootjes, op de wind een flinke afstand afleggen.
MM_150102
Het oorspronkelijk verspreidingsgebied van Viltige basterdwederik is Europa, het westen van Azië en het noorden van Afrika. In Noord-Amerika is de soort door menselijk toedoen ingevoerd. Het zijn planten die op natte en voedselrijke bodem goed gedijen. Je vindt ze dan ook in onze contreien op de oevers langs beken, in moerassen en in open, vochtige en lichte broekbossen. Ook in natte duinvalleien kom je de soort tegen.
Bijzonder is de vorming van de bladrozetten op de wortelstokken in het najaar. Deze kleine bladrozetten inclusief de ondergrondse wortelstokken helpen de plant de winter door. Na de winter ontstaan uit deze rozetten nieuwe stengels. Het is een vorm van vegetatieve vermeerdering, waardoor planten die dicht bij elkaar staan, meestal klonen van elkaar zijn.
Een andere benaming van deze Basterdwederiksoort is Kleinbloemige basterdwederik, een naamgeving die zich laat verklaren uit de wetenschappelijke soortsnaam: parviflorum betekent letterlijk vertaald: klein van bloem.
Uitgebreidere informatie over de ecologie van Viltige basterdwederik en de relaties van deze soort met andere organismen en het milieu kunnen gevonden worden in Weeda, E.J. et al., (1987) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 2: 230
Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 331. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, L. (2020) Heukels' Flora van Nederland: 449.
Een andere gemakkelijke determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 689. In deze flora luidt de Nederlandse naam: Kleinbloemige basterdwederik; dat is ook de betekenis van de wetenschappelijke soortnaam 'parviflorum'.
Uitspraak (accenten) van de wetenschappelijke naam: Epilóbium parviflórum.