Kruipwilg - Salix repens

Kruipwilg is een laagblijvende dwergstruik waarvan de stammen over het zand en zelfs door het zand kruipen. Ze houden daardoor het zand goed vast en dragen bij aan de duinvorming. De bladeren kunnen variabel van vorm zijn en zijn tot 5 cm groot. De tweehuizige plantensoort heeft aparte planten met katjes met mannelijk bloeiende meeldraadbloemen en aparte planten met katjes met vrouwelijk bloeiende stamperbloemen. Bijen verzamelen pollen respectievelijk nectar en dragen zo bij aan de bestuiving.

Klik op een foto voor kenmerk met uitleg:
Verspreidingskaart
Ecologische parameters

Kruipwilg, Salix repens, uit de Wilgenfamilie of Salicaceae, is een meerjarige kruipende dwergstruik en net als alle Wilgen- en Populierensoorten tweehuizig. Er zijn derhalve aparte planten met mannelijk bloeiende katjes met eenvoudige bloemen met meeldraden en andere planten met vrouwelijk bloeiende katjes met bloemen die alleen stamperbloemen hebben.
Kruipwilg blijft laag en kan tot maximaal 1 m hoog worden. Hij vormt kleine struikjes die zich met hun door en over het zand voortkruipende roodachtige of geelbruine dunne stammetjes breed uitbreidt tot hele struwelen. Dit is een duidelijke vorm van vegetatieve vermeerdering. Kruipwilgstruweel is aldus goed instaat om stuifzand te binden; bovendien groeien de planten daar steeds weer bovenuit. 

Aan de takken en twijgen zitten de variabele vlakke bladeren; ze kunnen ovaal tot langwerpig van vorm zijn, zijn tot 5 cm groot en hebben soms een iets omgerolde rand. Er kan een stompe of afgeronde soms teruggekromde top aan het blad zitten. Vooral jonge bladeren zijn aan beide zijden zilverachtig behaard en later alleen aan de onderkant en dan bovenop glimmend glad. De bladeren zijn zonder steunblaadjes.

De bloemen zijn heel eenvoudig. Ze bestaan uit een schub met twee losstaande helmdraden met helmknoppen in de korte een tot anderhalve cm lange mannelijke katjes, danwel uit een schub met een bovenstandig vruchtbeginsel met stijl en twee stempels in de vrouwelijke katjes. De vrouwelijke bloemen produceren nectar. De katjesschubben van kruipwilg hebben een gladde rand en zijn tweekleurig groen met een purperbruine top.
Kruipwilg bloeit vroeg in het voorjaar en bijen halen hun eerste stuifmeel van de mannelijke bloeiende katjes en de eerste ruime nectar van de vrouwelijke katjes. Na bestuiving en bevruchting ontwikkelt zich de doosvrucht. In juni al zijn de zaden rijp, springt de vrucht met zijn twee omkrullende vruchtbladen open en worden de kleine zwarte zaden met hun kapokachtige haarkuif door de wind verspreid om na de landing snel te kunnen ontkiemen.

MM_211208

Hoofdgroep:
Plantenfamilie:
Plantengeslacht:
Wilg - Salix
Plantvorm:
dwergstruik
Plantgrootte:
0.10 - 1.00 meter
Bloeiperiode:
Bloemkleuren:
geel, grijs
Bloeiwijze:
katje
Bloemvorm:
nvt
Bloemtype:
eenslachtig
Bloembladen:
1 schubben
Meeldraden:
2 meeldraden
Vruchtbeginsel:
bovenstandig
Stijlen:
1
Stempels:
2
Vrucht:
doosvrucht
Zaden:
nootje met haarkuif
Stengel:
kruipend
Schors:
bruin, mahonierood
Bladstand:
verspreid
Bladvormen:
elliptisch, langwerpig, ovaal
Bladranden:
gaaf, omgerold
Ondergronds deel:
hoofdwortelstelsel
Plantengemeenschappen:

Het verspreidingsgebied van Wilgen of hun Areaal omvat de hele wereld, maar in Australië komen ze niet van nature voor. Wilgen kunnen naar hun standplaats grofweg in 4 groepen verdeeld worden: Griendwilgen tref je aan in rivierdalen, Moeraswilgen zijn thuis in broekbossen, venen en beekdalen, Boswilgen maken deel uit van het bos van de zandstreken en Kruipwilgen zijn typische soorten voor duin, veenland en toendra.

De plantensoort 'Kruipwilg' komt voor in de volgende plantenassociaties:

Salix produceert in zijn schors salicylzuur, dat is de werkzame pijnstillende stof in aspirine. Deze pijnstillende werking van wilgenschors is al een oud gebruikt 'medicijn'.

De soortnaam repens verwijst naar het kruipend karakter van het struikje (met dank aan Jan van Twisk voor een aantal gegevens).

Meer informatie over de ecologie van Kruipwilg en de relaties met andere organismen en het milieu is te vinden in Weeda, E.J. et al., (1985) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 1: 98

Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk:

Of met de nieuwste druk van deze flora: Duistermaat, H(Leni). (2020) Heukels' Flora van Nederland, 24ste druk: 424.

Een andere gemakkelijke determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk:

Uitspraak (accenten) van de wetenschappelijke naam: Sálix répens.