Een algemeen in ons land voorkomende soort, die je vooral aantreft al klimmend in en over andere plantensoorten is de Haagwinde, Convolvulus sepium, met grote opvallende witte trompetvormige bloemen. Het windend gedrag van de stengels van Haagwinde zorgt ervoor dat ze ook in struweel en loofbos randen tot drie meter hoog kan reiken. Dat is een eigenschap van deze soort die ze gemeen heeft met onze Bosrank en echte liaan. Enkel op de hooggelegen droge zandgronden, bijvoorbeeld op de Veluwe, de Brabantse Kempen en Drenthe, ontbreekt de soort, maar verder vind je ze vrijwel overal.
Haagwinde, Convolvulus sepium L., hoort tot de Windefamilie. Deze familie kenmerkt zich o.a. doordat de stengels van een aantal plantensoorten uit deze familie windend zijn, dit wil zeggen dat ze zich om andere planten in de vegetatie heen draaien en zo omhoog kunnen klimmen. Haagwinde kan op die manier tot 3 m hoogte in de vegetatie klimmen. Dat kenmerk hebben ze overigens gemeenschappelijk met de andere in de Benelux voorkomende liaanachtige planten zoals de Bosrank (of Clematis). De bladen zijn verspreid, enkelvoudig en zonder steunblaadjes. De bloemen, die lekker geuren naar vanille, zijn regelmatig en de meeldraden staan op de vergroeide bloemkroon ingeplant.
De windes hebben op de bloemsteel twee tegenoverstaande steelblaadjes. Bij de Haagwinde zijn de steelblaadjes tamelijk groot en spits; ze zitten dicht onder de bloem en bedekken daardoor gedeeltelijk de kelk, maar ze bedekken elkaar niet, hoogstens raken ze elkaar.
De bladeren zijn langwerpig tot eirond tot driehoekig. Vaak hebben ze een pijl- tot spiesvormige voet en een spitse top.
De bloemen zijn regelmatig, trompetvormig en ze hebben witte vergroeide kroonbladen die 3-6 cm lang zijn. Soms zijn de bloemen roze, maar dan hebben ze vijf witte banen. De op de kroonbladen ingeplante meeldraden zijn tot 25 mm lang. Ze hebben een bovenstandig vruchtbeginsel dat tot een kale doosvrucht met 1-4 soms zelfs meer zaden kan uitgroeien, maar dat gebeurt zelden. De stempellobben zijn draadvormig. De witte bloemen worden in Brabant pispotjes genoemd.
Haagwinde is een echte zomerbloeier (juni-herfst). Het is een ruigteplant die je aantreft op matig vochtige, voedselrijke en omgewoelde grond. Je vindt hem algemeen in rietland, aan de rand van moerasbossen, in akkers, plantsoenen en tuinen. De soort is een cosmopoliet van de gematigde streken; in Nederland vind je haar minder algemeen op de hogere zandgronden van de Veluwe en Drenthe.
Haagwinde en Gestreepte winde lijken veel op elkaar en kunnen hybriden vormen. Gestreepte winde onderscheidt zich van Haagwinde doordat de steelblaadjes breder zijn dan 20 mm en elkaar overlappen. Ook zijn de meeldraden langer dan die van Haagwinde.
MM_111023
Het areaal van Haagwinde omvat de gematigde streken van Europa, Azië en Noord-Amerika. Het is een algemene soort die redelijk wat behoefte heeft aan vochtige niet te arme bodem. Zoals in Schaminée, J. et al. (2010) Veldgids Plantengemeenschappen van Nederland beschreven is behoort Haagwinde als soort tot de
32 Klasse der natte Strooiselruigten;
33Aa6 Kruidvlier-associatie
Groeipunt wordt voorraadknolletje
De beschrijving van de ecologie van Haagwinde en de relaties van deze plantensoort met andere organismen is te vinden in Weeda, E.J. et al., (1988) Nederlandse oecologische Flora.Wilde planten en hun relaties. Deel 3: 118.
Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 487. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, L. (2020) Heukels' Flora van Nederland: 599.
Een andere gemakkelijke determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 828.
Kleijn, H. (1970) Planten en hun naam. Botanisch lexicon voor de Lage Landen. Meulenhoff Amsterdam. pp 64.