De 's avonds en 's nachts sterke geur verspreidende witte symmetrische bloemen van de Wilde kamperfoelie, Lonicera periclymenum, herken je ook overdag aan de liaanachtige struiken in loofbossen en struweelranden. Het zijn typische door nachtvlinders bezochte bloemen. De room witte tot geelachtige bloemen vallen direct op, ze staan in hoofdjesachtige bloeiwijzen bij elkaar. Aan de buitenkant kunnen ze rood gekleurd zijn, vooral als de planten aan de buitenrand van bosschages staan in het volle zonlicht. De bladeren staan tegenover elkaar, zijn gesteeld en ovaal van vorm. De stengels van oudere planten verhouten.
Een van de liaansoorten die we in Noordwest-Europa aantreffen in onze bossen en struwelen is Wilde kamperfoelie, Lonicéra periclýmenum L., uit de Kamperfoeliefamilie. De rechtsom windende stengels verhouten en kunnen de plant tot 3 meter hoogte brengen in de vegetatie. Een bijzonderheid is dat deze loofverliezende struik al voor de winter weer de knoppen laat uitlopen, zodat je in de winter de jonge bladeren al weer kunt zien. Jonge stengels en bladeren zijn behaard, maar met het ouder worden verdwijnt deze. De bast van de verhoute stengels laat in stroken in de lengterichting los.
De eironde tot elliptische bladeren staan tegenover elkaar en zijn wigvormig in een steel versmald. Aan takken zonder bloeiwijzen kunnen de tegenoverstaande bladeren met elkaar vergroeid zijn. Ze zijn gaafrandig, maar een enkele keer kun je grof bochtig ingesneden bladeren vinden.
De bloemen staan in hoofdjesachtige bloeiwijzen. Ze hebben spitse kelktanden. De bloemkronen zijn tweezijdig symmetrische; vier kroonbladen zijn met elkaar vergroeid en vormen de bovenlip, terwijl het vijfde kroonblad de onderlip vormt. Onderaan vormen deze samen een twee centimeter lange buis. Tijdens de bloei krullen boven- en onderlip terug zodat meeldraden en stijl met stempel naar voren steken. De bloemen gaan 's avonds open en geuren sterk zoetig. Deze eigenschappen en de typische bouw wijzen op een bevruchting door vliegende nachtvlinders, zoals pijlstaarten en uilen. Bij het opengaan zijn de bloemen roomwit van kleur. Ze kunnen, vooral als ze direct in de zon staan aan de buitenkant tot donker rood kleuren voor het opengaan.
De bloemen, hun schutbladen en de steeltjes waarop de bloeiwijzen staan zijn klierachtig behaard. Als de bloei wat vordert gaat de roomwitte kleur over in geel. Een bloem bloeit eerst mannelijk: de helmknoppen staan scharnierend op de helmdraden en springen open om stuifmeel of pollen af te geven aan de bezoekende nachtsvlinders. Pas enige tijd daarna wordt de stempel ontvankelijk voor pollen. Op die manier wordt kruisbestuiving gewaarborgd. Als een tweeslachtige bloem eerst mannelijk bloeit noemen we dat protandry.
Wilde kamperfoelie komt voor in heel West-Europa en zijn areaal strekt zich uit van West-Noorwegen tot Marokko. De oostgrens is Polen en de Alpen. Hij komt ook hier en daar in Italië voor. Hij is te vinden in loofbossen en struweelranden op natte tot droge, matig zure tot voedselrijke grond. Ook in moerassen en aan slootranden kun je de Wilde kamperfoelie vinden. In de duinen tref je de plant meestal liggend aan, de stengels en takken zijn dan niet windend.
MM_120507
Wilde kamperfoelie is een West-Europese Atlantische soort en komt voor tot ongeveer 60 graden Noorderbreedte. Schaminée, J. et al. (2010) Veldgids Plantengemeenschappen van Nederland deelt de soort in bij de
18Aa1 Associatie van Hengel en Galdde witbol
35 Brummel-klasse
37Ac2 Associatie van Duindoorn en Liguster
39Aa2 Elzenzegge-Elzenbroek
40Aa2 Zompzegge-Berkenbroek
42Aa1 Berken-Eikenbos
42Aa2 Beuken-Eikenbos
43Aa4 Goudveil-Essenbos
43Aa5 Vogelkers-Essenbos
Voor meer uitgebreide informatie over de relaties met andere organismen, het milieu en de ecologie van Wilde kamperfoelie verwijzen wij naar Weeda, E.J. et al., (1988) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 3: 272-274.
Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 575-576. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, L. (2020) Heukels' Flora van Nederland: 740-741.
Een andere determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 989-990.