Aan de wel heel opvallend gevormde hoofdjes met ronde, gekromde peultjes die meestal al snel te vinden zijn tussen de hoofdjes met kleine, gele vlinderbloemetjes is Hopklaver, Medicago lupulina, goed te herkennen. Deze soort is te vinden in gras- en hooilanden, in bermen en op stenige plaatsen. De driedelige bladeren lijken op het eerste gezicht erg veel op die van klaver, maar in details wijken ze er toch duidelijk van af. Zo is het middelste deelblaadje altijd van een kleine steel voorzien. Van de kleinere klaversoorten is Hopklaver vooral te onderscheiden door de typische peultjes, die bij rijpheid zwart worden, maar ook door de stand van de steel waarop de bloeiwijze staat; die is bij bloeiende en uitgebloeide hoofdjes identiek.
Een algemene soort uit het geslacht Rupsklaver is Hopklaver, Medicago lupulina L. uit de Vlinderbloemenfamilie of Fabaceae.
De planten van deze eenjarige of tweejarige en soms zelfs meerjarige soort liggen plat op de bodem en vormen dan matten; als ze echter in een wat weelderiger vegetatie staan kunnen de vierkante stengels ook min of meer opstijgend tot rechtopstaand zijn. De gehele plant is licht behaard. De oneven geveerde bladeren bestaan uit drie deelblaadjes. Deze deelblaadjes zijn omgekeerd eirond en hebben aan de top een driehoekig spitsje. Ze lijken wel wat op klaverblaadjes en de bladrand is getand. De tanden wijzen naar voren toe. Ook heeft het middelste deelblad een korte steel. Ze zijn dus niet exact hetzelfde als klaverbladeren. Op de plaats waar de bladsteel van het driedelig blad aan de stengel aansluit zijn twee spitse steunblaadjes te zien.
In de oksel tussen stengel en bladsteel ontspringen de tamelijk lange bloeistelen die in een bloemhoofdje eindigen. Op zo'n hoofdje vind je vaak meer dan 30 tot wel 50 kleine citroengele vlinderbloemen. De kroonbladen zijn maar kort, 2-3 mm. Als de bloemen bestoven zijn en de bevruchting plaatsvindt groeit het vruchtbeginsel uit tot een gekromde peul. Meestal is zo'n kleine peul meer dan een slag gedraaid. Zo'n hoofdje met eerst donkergroene en later zwarte niervormige peultjes ziet er een beetje uit als een hopbel. Vandaar de Nederlandse naam. De stand van het hoofdje aan de plant verandert niet tijdens de uitrijping van de eenzadige peultjes. Dit is een onderscheid met de Kleine en de Liggende klaver, twee Trifoliumsoorten, waar de Hopklaver veel op lijkt. Het is dus zaak ook naar hoofdjes met vruchten te kijken.
De ook wel voor veevoer verbouwde soort houdt van zonnige, open tot meer grazige plaatsen. De soort is dan ook te vinden in hooi- en weilanden, bermen, afgravingen en op zandige kleigrond. Ook op krijt doet de soort het goed en verder is ze te vinden op stenige ruderale plaatsen, afbrokkelende muren en in wegoppervlakken die niet of nauwelijks meer bereden worden. Daar draagt ze met haar penwortel bij aan de langzame verwering.
MM_130326
Hopklaver is een cultuurvolger en cultuurgewas. Ze draagt bij aan de groenbemesting van de bodem. Tegenwoordig is deze van oorsprong Europese soort dan ook een kosmopoliet van de gematigde streken. Zelfs is ze te vinden in de tropen. In Nederland en België is de soort algemeen, behalve op de zandgronden in het noord-oosten van Nederland. Als je haar in onze poldergebieden in het westen vindt, wijst dat op met kalk aangevoerde grond.
Hoewel de naam Hopklaver vanwege het beeld van de hoofdjes met vruchten in verband gebracht wordt met de hopbellen van de Hop, zou dat meer van toepassing kunnen zijn op de Liggende klaver. Van deze soort lijken de vruchthoofdjes eigenlijk nog meer op hopbellen.
Uitgebreidere informatie over de ecologie van Hopklaver en de relaties van deze soort met andere organismen en het milieu kunnen gevonden worden in Weeda, E.J. et al., (1987) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 2: 135.
Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 367. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, L. (2020) Heukels' Flora van Nederland: 348.
Een andere determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 757.
Uitspraak wetenschappelijke naam: Medicágo lupulína