Op braakliggende terreinen bijvoorbeeld langs net aangelegde wegen die niet meteen zijn ingezaaid met een gras- of kruidenmengsel, vestigt zich in het najaar spontaan meestal als een der eerste soorten de Canadese fijnstraal. In het daaropvolgende jaar zie je vroeg in de zomer uit de rozet een stengel omhoog groeien tot een lengte van 0,75 m. Bovenin splitst de stengel zich tot een pluim die veel tamelijk kleine hoofdjes heeft waarin lintbloemen met heel kleine tot een mm grote linten staan. Het vele pappus bepaalt het aanzien van de soort.
Canadese fijnstraal, Erigeron canadensis L., is een één- tot tweejarige zomerbloeier uit de Composietenfamilie. In de video wordt de wetenschappelijke geslachtsnaam Conyza gebezigd, die in de toenmalige 23ste druk van de Heukels'Flora gebruikt werd.
Tijdens de bloei zijn er meestal erg veel kleine eivormige hoofdjes van hooguit 5 mm in doorsnee. De hele bloeiwijze is een sterk vertakte pluim. Aan de zijtakken zijn de hoofdjes trosvormig gerangschikt. Doordat de onaanzienlijke straalbloemen, met linten van nog geen mm, al snel verwelken en dan pappus laten zien ziet de plant er al vlug grijzig uit. Dat wordt nog bevorderd doordat de omwindselblaadjes terugkrullen en de bloembodem wat boller wordt.
De oorspronkelijk uit Noord Amerika afkomstige pioniersoort breidt zich, na in de 17e eeuw in Europa te zijn ingevoerd, nog steeds uit en is algemeen met uitzondering van het noordoosten van ons land. Je vindt de soort op open en droge zandige omgewerkte grond op akkers, op verwaarloosde ruderale plekken en ook tussen plaveisel en dergelijke.
MM_120924, gewijzigd 200312
Het oorspronkelijk verspreidingsgebied van Canadese fijnstraal is Noord Amerika en het is een van de eerste Noordamerikaanse plantensoorten die de wereld veroverd heeft. Ze is uit Canada in een aantal Europese botanische tuinen aangeplant en vandaaruit is de zegetocht over de wereld gestart. In de botanische tuin van de universiteit van Harderwijk is de soort in 1745 aangeplant en aldus in Nederland aan zijn uitbreiding begonnen.Schaminée, J. et al. (2010) Veldgids Plantengemeenschappen van Nederland zien de soort als onderdeel van
13Aa2 Associatie van Kandelaartje en Plat beemdgras
31Aa Verbond van Kleverig kruiskruid
De soort gedijt het beste in cultuurlandschappen, waar ze zich vaak als een der eersten vestigt op verlaten braakliggende, zanderige bodems. Ze is wat dat betreft vergelijkbaar met Melganzenvoet die zich op open terreinen vestigt die wat meer lemige en keiige bodems bevatten. Wanneer zich in de successie vervolgens andere soorten vestigen zoals Bijvoet zie je beide genoemde pioniersoorten verdrongen worden.
Uitgebreide informatie over de ecologie en de zegetocht over de wereld van Canadese fijnstraal vind je bij Weeda, E.J. et al., (1991) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 4: 44-45.
Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 594. In deze flora werd de wetenschappelijke naam Conyza canadensis gebezigd, die dan ook in de video is gebruikt.
Een andere gemakkelijke determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 1053.