Akkerkers, Rorippa sylvestris, staat met zijn heldergele kruisbloemen veel in de uiterwaarden van de rivieren. Akkerkers onderscheidt zich van de andere soorten uit het geslacht Gele kers doordat de stengel in de bloemtros zig-zag is en de hauwen 2-3 x zo lang als de vruchtsteel zijn. Deze vruchtstelen staan onder een bijna rechte hoek af van de as van de bloeiwijze. De bladeren van de Akkerkers zijn oneven veerdelig en de eindslip is minder dan een kwart van de hele bladlengte.
Akkerkers, Rorippa sylvestris (L.) Besser, is een tamelijk laag blijvende geelbloeiende soort uit de Kruisbloemenfamilie, of Brassicaceae, die tot 45 cm hoog kan worden.
De meerjarige plant heeft ondergrondse uitlopers en kan daarmee hele gebieden in de uiterwaarden bezetten.
De plantensoort onderscheidt zich van de andere Rorippa soorten doordat de stengel in de bloeiwijze zigzagvormig is. Bij de andere soorten is die bloeiwijzestengel recht.
De bladeren staan verspreid aan de stengel. Ze zijn diep ingesneden, waardoor het blad veervormig tot bijna oneven geveerd lijkt. De zijslippen, die bijna deelblaadjes zijn, hebben een grof gezaagde tot veerdelige bladrand. De eindslip van de bladeren aan de top van het blad heeft ook een enigszins ingesneden bladrand en is relatief klein. Ze neemt maximaal een kwart van de bladlengte in beslag. Er zijn geen oortjes op de plaats waar het blad aan de stengel zit.
De heldergele kroonbladen van de kruisvormige bloemen zijn 3 tot 5,5 mm lang en de bloembreedte bedraagt daardoor 5-7,5 mm. De vruchten zijn hauwen, dus vele malen langer dan breed. De rijpe hauw is 2-3 x zo lang als de steel van de vrucht en deze vruchtsteel staat onder een hoek van bijna 90 graden af van de centrale steel van de bloeiwijze. Deze lange hauwen onderscheiden de Akkerkers ook van de andere soorten uit het geslacht Gele kers.
Uiterwaarden en aangrenzende kleiige bodem en kribben zijn de plaats waar Akkerkers van nature voorkomt. Ze kan goed tegen golfslag en weet zich daar dan ook te handhaven. Maar, als echte cultuurvolger en door de mens verspreid, vind je de soort ook in bouw- en akkerland, waar ze een plaag kan vormen, doordat er altijd wel ondergrondse resten achterblijven die weer nieuwe planten vormen. Ze groeit op zeer vochtige tot natte bodems die zeer voedselrijk en opengewerkt zijn. Ook komt de soort met ondergrondse delen op allerlei plekken terecht waar grond wordt aangevoerd, zoals op bouwplaatsen en in bermen. Ook op die manier wordt de soort verspreid.
MM_111122
Het verspreidingsgebied van Akkerkers omvat vrijwel geheel Europa waarbij de noordgrens van het areaal in het zuiden van Scandinavië ligt. Verder strekt het areaal zich uit rond de Middellandse zee. Uiterwaarden en aangrenzende kleiige bodem en kribben zijn de plaats waar Akkerkers van nature voorkomt in Nederland en België. Ze kan goed tegen golfslag en weet zich daar dan ook te handhaven. Maar, als echte cultuurvolger en door de mens verspreid, vind je de soort ook in bouw- en akkerland, waar ze een plaag kan vormen, doordat er altijd wel ondergrondse resten achterblijven, die weer nieuwe planten vormen. Ze groeit op zeer vochtige tot natte bodems die zeer voedselrijk en opengewerkt zijn.
Schaminée, J. et al. (2010) Veldgids Plantengemeenschappen van Nederland deelt Akkerkers in bij
12Ba1 Associatie van Geknikte vossenstaart
29Aa3 Associatie van Ganzenvoeten en Beklierde duizendknoop
29Aa4 Slijkgroen-associatie
38Aa1 Bijvoet-ooibos
De ondergrondse uitlopers kunnen bij bodembewerking gemakkelijke kapot gaan. Uit die ondergrondse resten ontwikkelen zich weer nieuwe planten, waardoor Akkerkers een hardnekkig onkruid in akkers kan zijn, waarbij ze juist door activiteiten als ploegen nog meer verspreid kan raken.
Uitgebreidere informatie over de ecologie van Akkerkers en de relaties van deze soort met andere organismen en het milieu kunnen gevonden worden in Weeda, E.J. et al., (1987) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 2: 20.
Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 421. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, L. (2020) Heukels' Flora van Nederland: 486.
Een andere determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 523.
Uitspraak van de wetenschappelijke naam: Roríppa sylvéstris