Naast de grote Kruisbloemenfamilie horen in deze groep twee heel kleine families, de Moerasbloemfamilie, vertegenwoordigd met een soort, en de Resedafamilie met slechts twee soorten.
De planten uit de Kruisbloemenfamilie hebben bloemen die bij elke soort een vergelijkbare bouw hebben. De Kruisbloemachtigen hebben vier kroonbladen, die afwisselend met de vier kelkbladen staan. De kelkbladen staan in twee kruisgewijze paren. Van de meestal zes meeldraden zijn er vier lang en twee kort. De laatste staan tussen twee kroonbladen in. De vruchtbeginsels zijn bovenstandig en groeien uit tot twee typen met twee kleppen openspringende vruchten, hauwen en hauwtjes. Hauwen zijn meer dan driemaal zo lang als breed, terwijl hauwtjes minder dan driemaal zo lang als breed zijn; de grootte van de vruchten speelt geen rol bij het onderscheid. Het gedeelte van de vrucht dat boven de kleppen uitsteekt noemen we de snavel. Om de planten op naam te brengen, heb je naast bloemen ook rijpe vruchten nodig.