De zachte beharing over de hele plant maakt het gemakkelijk om de Zachte ooievaarsbek, Geranium molle, te herkennen. Ook de in omtrek ronde bladvorm is een goed kenmerk. De handnervige bladeren zijn tot op ruim de helft ingesneden en de rand van de lobben zijn opnieuw gelobd. De regelmatige bloemen zijn roze tot paarsblauw van kleur ongeveer 1 cm in doorsnee en hebben de kenmerkende lange snavel als de vruchten uitgroeien.
De plantensoorten uit de Ooievaarsbekfamilie of Geraniaceae kenmerken zich door de lange snavelvormige uitgroeiende samengestelde vruchten. Ook de één- tot tweejarige Zachte ooivaarsbek, Geranium molle L., is aan deze snavelvrucht te herkennen.
De algemeen voorkomende een- tot tweejarige planten kunnen vaak in wat open grasland of berm als rozet overwinteren. Onder de rozet ontwikkelt zich ondergronds een penwortel. Vanuit de rozet ontwikkelt zich een vertakte liggende tot rechtopstaande stengel met aan de uiteinden van deze stengels de tweebloemige bloeiwijzen. Eigenlijk zou je deze hele vertakte plant, zonder de rozet, moeten zien als een bloeiwijze, en wel als een samengesteld bijscherm. De stengelbladeren zijn dan eigenlijk als schutbladeren van de bloeiwijze te beschouwen.
Zowel de rozetbladeren als de overige bladeren, die vaak door de gaffelvormige vertakkingen tegenover elkaar staan, hebben een cirkelvormige omtrek. Het zijn handnervige bladeren en doordat ze ingesneden zijn bestaan ze uit een oneven aantal lobben. De middelste lob is over een lengte van 1/3 tot de helft verbonden met de twee naastliggende lobben. De rand van de lobben is eveneens gelobd tot gekarteld.
De gehele plant, met uitzondering van de kroonbladen, is zacht behaard met lange en korte haren.
De bloemen in de tweebloemige bloeiwijzen zijn regelmatig en vijftallig van bouw. Ze zijn rond een cm in doorsnee. De kelkbladen staan een beetje schuin af en ook na de bloei blijft er ruimte tussen de uitgroeiende vruchten en de kelkbladen. Deze laatste lopen uit in een punt. De kroonbladen zijn omgekeerd hartvormig en de kleur verloopt naarmate de bloemen ouder worden van roodpaars via paars naar blauwpaars. De kleur kan wat naar wit verlopen, waarbij het onderste deel van het kroonblad, de nagel, sowieso wit is. De meeldraden staan in twee rijen van vijf, waarbij er vijf voor de kroonbladen staan ingeplant en vijf voor de kelkbladen. Het bovenstandig vruchtbeginsel loopt uit in een snavel met verlengde stijl, waarop vijf stempels zich ontvouwen. Deze stempels zijn van binnen paars van kleur. Na bevruchting, vaak door zelfbestuiving, groeien de vijf vruchtbeginsel in de samengestelde vrucht uit tot vijf dopvruchten met gladde zaden.
Zachte ooievaarsbekplanten kunnen in een jaar tot drie generaties voortbrengen.
MM_140721
Het areaal van de Zachte ooievaarsbek omvat het westen en midden van Europa; ook het gebied rond de Middellandse Zee en het aangrenzende deel van Zuidwest-Azië behoort ertoe. Maar als onkruid is de soort inmiddels over de hele wereld verspreid geraakt. In onze contreien is het de meest algemeen voorkomende Ooievaarsbek op de lichtere grondsoorten. Onder meer in de kalkrijke duinen vind je natuurlijke groeiplaatsen van de Zachte ooievaarsbek. Verder ook in wat meer open graslanden op rivierduinen, dijkhellingen, bermen en gazons. In Schaminée, J. et al. (2010) Veldgids Plantengemeenschappen van Nederland, wordt een associatie beschreven waarin de Zachte ooievaarsbek als tamelijk regelmatig optredende begeleiden soort wordt beschreven; het is de
14Bc2 Associatie van Sikkelklaver en Zachte haver
Het mechanisme van zaadverspreiding bij het geslacht Ooivaarsbek, en dus ook bij de Zachte ooievaarsbek, is zeer opmerkelijk. Er ontstaat na bestuiving en bevruchting boven het vruchtbare bolvormige deel van het vruchtbeginsel een languitgegroeide snavel met een centrale spil, die nog verlengd is met de stijl met de vijfstempels. Wanneer nu de vrucht na rijping uitdroogt scheuren de repen (ook wel naalden genoemd) van de snavel met een deelvrucht los van de centrale middenzuil. Deze vruchten, in het geval van Zachte ooievaarsbek, onbehaarde dopvruchten met een patroon van dwarsrichels worden door de kracht van dat proces losgerukt en ze springen los en worden op die manier door de lucht verspreid. Het zaad in de dopvrucht is glad.
Uitgebreidere informatie over de ecologie van de Zachte ooievaarsbek en de relaties van deze soort met andere organismen en het milieu kunnen gevonden worden in Weeda, E.J. et al., (1987) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 2: 158-160.
Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 325. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, L. (2020) Heukels' Flora van Nederland: 440.
Een andere determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 581.