Een zeer algemene soort in onze gras- en hooilanden, maar ook in ruigten is Rode klaver, Trifolium pratense. De tot 50 cm hoog wordende planten vallen op door hun roze tot rode kleur van de vlinderbloemen. Ook de drietallige bladeren met duidelijke steunblaadjes maken de soort gemakkelijk te herkennen. De bloemen worden bezocht door bijen, die voor de bestuiving zorgen. Ze worden aangetrokken door de nectar in de bloemen en verzamelen ook stuifmeel of pollen.
Rode klaver, Trifolium pratense L., is een overblijvende plant uit de Vlinderbloemenfamilie (Leguminosae of Fabaceae). De soort is van Europese oorsprong en is als landbouwgewas een kosmopoliet van de gematigde streken geworden.
Het is een overblijvende plant met een diepe penwortel en de plant kan 15-50 cm hoog worden. De stengels ontspringen in de oksels van rozetbladeren en stijgen boogvormig omhoog. De stengel is behaard.
De onderste drietallige bladeren zijn eirond tot langwerpig en langgesteeld, de bovenste bladeren bijna zittend. Ze zijn zowel aan de onder- als bovenzijde bedekt met haartjes. In het midden van de deelblaadjes zit een lichte, v-vormige vlek. De steunblaadjes van de bladeren in het midden van de plant en bovenin de plant zijn breed en versmallen vrij plotseling in een spits. Ze zijn sterk generfd en voor een groot deel met de bladsteel vergroeid.
Rode klaver bloeit van mei tot in de herfst met rode bloemen. Soms zijn ze meer vleeskleurig tot wit. De bloeiwijzen zijn bol tot eivormig; de ronde top van de hoofdjes wordt veroorzaakt doordat de bovenste tot 15 mm lange bloemetjes rechtop staan. De hoofdjes worden aan de voet omhuld door de schutblaadjes van de bovenste twee bladeren van een stengel of zijtak. De bestuiving vindt plaats door hommels, grotere bijen en vlinders.
Rode klaver hoort in Nederland tot de veertig meest algemene soorten uit de inheemse flora, al is ze niet zo talrijk als de algemeen voorkomende Witte klaver. Als landbouwgewas werd ze als groenbemester gebruikt, maar door het gebruik van kunstmest en drijfmest is ze daar verdrongen. Veel zie je Rode klaver in weinig tot niet-bemeste graslanden en bermen, maar ook in ruigtes komt ze voor.
MM_111116
Laatste wijziging 141127
Rode klaver is van oorsprong een soort die in Europa zijn verspreiding had, maar inmiddels is de soort over de hele wereld te vinden. Schaminée, J. et al. (2010) Veldgids Plantengemeenschappen van Nederland, beschrijft de zeer algemene soort als belangrijke vertegenwoordiger in 16 Klasse der Matig voedselrijke graslanden
Doordat Rode klaver net als andere soorten uit de Vlinderbloemenfamilie beschikt over wortelknolletjes waarin luchtstikstof wordt gebonden door Rhizobiumbacteriën, is de soort vanaf het moment dat de mens tot landbouw is overgaan gebruikt als natuurlijke groenbemester. De bestuiving geschiedt door bijen. Bij bezoek aan de bloemen drukken de bijen door hun gewicht de kiel van de bloem open waardoor de meeldraden en stijl met stempels te voorschijn komen en stuifmeel afvegen, resp. afgeven aan de bezoekster. Als de bij de bloem weer verlaat sluit de kiel zich weer om de meeldraden en stijl. Omdat het insect als het ware na het openen van de kiel op de vergroeide meeldraden "zit" noemt men dit mechanisme van bestuiven de "klapstoel" inrichting (Heimans, Heinsius en Thijsse (1983): 744).
Uitgebreidere informatie over de ecologie van Rode klaver en de relaties van deze soort met andere organismen en het milieu kunnen gevonden worden in Weeda, E.J. et al., (1987) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 2: 143.
Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 371. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, L. (2020) Heukels' Flora van Nederland: 353.
Een andere gemakkelijke determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 763-764.
Uitspraak wetenschappelijke naam: Trifólium praténse.