In graanakkers, maar ook in de duinen en open bermen kun je de Ringelwikke aantreffen die zich als klimplant omhoog werkt in de andere vegetatie. Aan het uiteinde van de even geveerde bladeren zitten ranken waarmee de soort zich aan andere planten omhoogwerkt. De trossen hebben meestal vijf tot zes kleine bloemen. Het zijn de kleinste Wikke bloemen die we in onze vegetaties kennen, tot een halve cm groot. de kleur van de bloemen is wit tot lichtblauwpaars. Heel kenmerkend zijn de behaarde peulen waarin altijd twee zaden zitten.
We kennen in onze vegetatie en flora een flink aantal Wikkesoorten, waaronder we hier voorstellen de Ringelwikke of Vicia hirsuta (L.) S.F.Gray, uit de Vlinderbloemenfamilie.
Ringelwikke is een eenjarige plantensoort, die zich in andere vegetatie omhoog kan werken met de ranken aan de uiteinden van de even geveerd samengestelde bladeren. We spreken daarom van een klimmende plant, hoewel dus in feite de stengel niet zelf klimt, maar de plant gebruik maakt van z'n ranken, waarmee hij andere plantensoorten bijvoorbeeld de stengels van grassen stevig kan omklemmen.
Aan de hoofd- en zijwortels vind je wortelknolletjes, waar de symbiotisch leven de Rhizobium bacterie vrije luchtstikstof kan binden waardoor de plantensoort ook in een tamelijk stikstofarme bodem voor zijn eigen stikstofvoorziening kan zorgen.
Aan de stengels die een enigszins geribd uiterlijk hebben staan de even geveerde bladeren verspreid. Het aantal tegenover elkaar staande deelblaadjes bedraagt tussen de 5 en 10 paar. Deze deelblaadjes zijn aan beide zijden kaal en hooguit vind je op de spil van het blad wat haren. Ze zijn smal en de nerf van het deelblaadje steekt als een spits puntje uit de een beetje uitgerande bovenzijde van ieder deelblaadje. Aan de voet van een blad vinden we twee steunblaadjes.
De bloemtrossen staan op een tamelijk lange bloeiwijzesteel in de oksels van de bladeren. Deze steel groeit altijd uit tot een lengte van meer dan 1 cm. Een bloemtros is minder rijk-bloemig dan bijvoorbeeld de Vogelwikke of Bonte wikke laat zien. Het aantal bloemen in een tros bedraagt meestal tussen de drie en de zeven. De vijf kelktanden, die langer zijn dan het gedeelte van de kelk wat we als kelkbuis beschouwen, zijn spits en behaard. Ze zijn wat korter dan de kroon. De kroonbladen zijn wit tot lichtblauwpaars van kleur. Het zijn kleine bloemen tot zo'n halve cm groot en de vlag, het omhoogwijzende kroonblad, meet tot maximaal 5 mm. Het bovenstandig vruchtbeginsel groeit na bestuiving en bevruchting uit tot de bekende peul. Deze is groen van kleur, zacht maar duidelijk behaard en bevat altijd twee zaden. Dit is een zeer onderscheidend kenmerk.
Ringelwikke tref je aan op tamelijk droge, open niet al te voedselrijke gronden, zoals in wintergraanakkers, open grasland als bermen en in de duinen.
MM_141030
Ringelwikke is een soort van Europa en Azië en als cultuurvolger via de verspreiding van de akkerteelt-techniek verder verspreid. Vandaar dat de soort in Midden-Europa sinds het begin van de akkerbouw als akkeronkruid bekend is. Inmiddels is de soort kosmopolitisch. Het is een soort van de duinen en de pleistocene zandgebieden. Je vindt de soort vrijwel niet in de klei- en veenstreken. In Schaminée, J. et al. (2010) Veldgids Plantengemeenschappen van Nederland, wordt Ringelwikke als kenmerkende soort vermeld van
30Ba Windhalm-verbond
30Ba2 Associatie van Ruige klaproos
Ringelwikke is een najaarskiemer die bloeit in een periode vanaf het midden van de lente tot soms in het midden van de herfst. De soort groeit dan samen op met het wintergraan. Bij dit akkerbeheer kan de soort goed gedijen. Als er in het voorjaar echter geploegd wordt, dan heeft de soort nauwelijks kansen en zeker niet als de bemesting te zwaar wordt. Dan kan ze slechts een marginale rol spelen.
Het zaad in de tweezadige peul is tamelijk zwaar en wordt tegelijk met het graan geoogst; vroeger werd de plant dan ook met het inzaaien van een nieuwe akker samen met het graanzaad uitgezaaid. Momenteel wordt het zaaizaad echter gezuiverd en vindt er op deze manier geen verspreiding meer plaats van de Ringelwikke.
Uitgebreidere informatie over de ecologie van Ringelwikke en de relaties van deze soort met andere organismen en het milieu kunnen gevonden worden in Weeda, E.J. et al., (1987) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 2: 118-119.
Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 362. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, L. (2020) Heukels' Flora van Nederland: 341.
Een andere gemakkelijke determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 775.
In het Duitse taalgebied heet de soort Zitterlinde of ook wel Rauhhaar-Wicke; Rothmaler, W. (1981) Exkursionsflora für die Gebiete der DDR und der BRD. Band 2 Gefässpflanzen, 10e druk: 288.