Aan de witte stervormige bloemen met ogenschijnlijk tien smalle kroonbladen die tweemaal zo lang zijn als de kelkbladen herken je Zeegroene muur, Stellaria palustris. De planten hebben een vierkante stengel en de smalle meer dan zes maal zo lange als brede bladeren. Door een waslaagje op de bladeren krijgen deze een zeegroene tot blauwgroene kleur. De planten voelen glad aan en staan in natte hooilanden of aan de drogere zijde van waterkanten van beken en sloten.
Een minder algemene meerjarige kruidensoort uit de anjerfamilie is Zeegroene muur, Stellaria palustris Retz. In tegenstelling tot de Grasmuur bloeit deze plantensoort de hele zomer door.
De stengels van de planten zijn vierkantig, de bloeiwijzetakken zijn vaak rond. Stengels zijn niet ruw zoals bij de Grote muur, maar glad. De stengels zijn niet zo stevig maar staan niettemin door de vegetatie ondersteund rechtop. Ze zijn niet zo heel erg vertakt.
Ook de bladeren voelen glad aan en zijn niet ruw. Aan de voet zijn de stengelbladeren en de schutbladeren in de bloeiwijze kaal, hetgeen de soort onderscheidt van Grasmuur. Je kunt dit goed zien als je een loep gebruikt. Bovendien zijn de bladeren soms met een wit waslaagje bedekt, waardoor hun kleur naar blauwgroen of zeegroen tendeert. De bladeren zijn langwerpig, minstens 6 maal zo lang als breed, en meer dan 15 mm groot en tegenoverstaand; bovendien zijn ze meestal zittend en soms met een hoogstens 2 mm lange steel aan de stengels bevestigd. Door hun langwerpige, smalle vorm lijken ze wat op de bladeren van gras.
De bloeiwijze is het typische bijscherm van de Anjerfamilie, maar is tamelijk arm aan bloemen. Doordat de takken van het bijscherm sterk omhoog neigen heeft de bloeiwijze wel wat van een meerarmige kandelaar. De schutbladeren in de bloeiwijze zijn onbehaard. De witte kroonbladen zijn vrijwel tot de voet gespleten, waardoor het lijkt alsof er 10 kroonbladen aanwezig zijn in een bloem. De kroonbladen zijn twee maal zo lang als de kelkbladen, wat ook een duidelijk onderscheid is ten opzichte van Grasmuur. In de tweeslachtige bloemen rijpen eerst de meeldraden en deze hebben opvallende kersrode helmknoppen; pas daarna zijn de stempels ontvankelijk. Hierdoor is kruisbestuiving, die door insecten plaatsvindt, gewaarborgd.
Zeegroene muur is een plant van natte bodem, die slechts matig voedselrijk mag zijn. De soort is derhalve te vinden in hooilanden, uiterwaarden, in moerassen, waar veel zeggesoorten staan, in rietland en langs waterkanten in beekdalen. De wetenschappelijke naam 'palustris' betekent zoveel als 'uit het moeras'. De opnamen die we hier tonen zijn gemaakt in een nat hooiland in het noorden van Limburg bij Bergen.
MM_140830
Het areaal van Zeegroene muur omvat de gematigde en koudere treken van Europa en Azië. Het is een tamelijk algemene soort maar het aantal plekken waar ze te vinden is wordt wat minder, zoals het KFK getal aangeeft. In de duinen en op zeeklei komt de soort weinig voor. Meer is de soort te vinden in rivier- en beekdalen op de overgang naar het nattere gedeelte in de hoger gelegen delen van Nederland en België. Het is een soort van natte hooilanden, maar door ontwatering ten gunste van een beter gebruik voor de landbouw en veeteelt, is dit soort gebieden klein geworden.
Schaminée, J. et al. (2010) Veldgids Plantengemeenschappen van Nederland beschrijft de klasse en plantenassociatie waar Zeegroene muur een kensoort van is:
09 Klasse der Kleine zeggen
09Aa3 Associatie van Moerasstruisgras en Zompzegge
Zeegroene muur lijkt wel wat op de veel meer voorkomende Grasmuur; maar het onderscheid is met een loep goed te maken: de smalle bladeren van Zeegroene muur zijn aan de voet gaaf en glad, terwijl die van Grasmuur gewimperd, dus behaard zijn.
Meer informatie over de ecologie van de Zeegroene muur en de relaties met andere organismen en het milieu is te vinden in Weeda, E.J. et al., (1985) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 1: 187
Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 286-287. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, L. (2020) Heukels' Flora van Nederland: 523.
Een andere gemakkelijke determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk:
Uitspraak (accenten) van de wetenschappelijke naam: Stellária palústris.