Kleine brandnetel, Urtica urens, herken je aan de brandharen die over de hele plant voorkomen. De planten worden tot een halve meter hoog, zijn eenjarig en eenhuizig. Je vindt de aparte bloemen met meeldraden en aparte bloemen met vruchtbeginsel in de bloeiwijzen die in de oksels van de bladeren staan. De bladeren zijn diep gezaagd. De onderste bladeren hebben een bladsteel die langer is dan de bladschijf. De planten staan vrijwel alleen op zeer sterk bemeste grond, zoals sterk bemeste akkers, mesthopen, de omgeving van kippenhokken en afvalhoeken van weilanden.
We kennen in onze omgeving uit de Brandnetelfamilie, Urticaceae, twee soorten Brandnetels en bespreken hier de Kleine brandnetel, Urtica urens L..
Kleine brandnetel is een éénhuizige plantensoort. Dat wil zeggen dat de mannelijke bloemen en de vrouwelijke bloemen op één plant te vinden zijn. Ze zijn zelfs meestal in iedere bloeiwijze op de plant te vinden. Dit is afwijkend ten opzichte van de Grote brandnetel die aparte planten heeft met alleen mannelijk bloeiende bloemen en aparte planten met alleen vrouwelijk bloeiende bloemen.
Kleine brandnetel is een eenjarige soort, die zelfs gedurende het jaar meerdere keren kan kiemen, tot bloei komt en zaad kan zetten.
Kleine brandnetel ontwikkelt een penwortel en kent daardoor enkel individuele planten. Ook dat is een onderscheid met de Grote brandnetel, die immers met ondergrondse wortelstokken hele oppervlakten kan bezetten waardoor een enkele plant vele vierkante meters vegetatie kan vormen.
De planten van de Kleine brandnetel worden ten hoogste zo'n halve meter hoog, maar vaak blijven ze kleiner. Ze zijn helemaal bezet met brandharen. De kleur van de planten is helder groen. De onderste bladeren hebben een bladsteel die langer is dan de bijbehorende ronde tot driehoekige bladschijf. Op de overgang van stengel naar bladsteel staan twee steunblaadjes. De rand van de bladeren is diep gezaagd en de bladtop heeft dezelfde afmeting als de andere zaagtanden.
In de oksels van de bladeren ontwikkelen zich kleine trosvormige bloeiwijzen. In deze bloeiwijzen is een klein aantal mannelijk bloeiende en een klein aantal vrouwelijk bloeiende groenkleurige bloemen te vinden. De mannelijk bloeiende bloemen hebben vier meeldraden, die in de bloemknop naar binnen zijn omgebogen; bij het opengaan buigen de helmdraden naar buiten. De vrouwelijke bloemen hebben een bovenstandig vruchtbeginsel met stijl en stempel. Uit het vruchtbeginsel ontwikkelt zich na bevruchting een nootje.
Kleine brandnetel is een typisch kruid dat te vinden is op nitraat- en fosfaatrijke bodem van akkers, mesthopen, ruigten en ruderale plaatsen. Ook in de omgeving van kippenhokken en hoeken van bemeste graslanden is het te vinden.
MM_140520
Kleine brandnetel is tegenwoordig cosmopolitisch, dat wil zeggen overal op de aarde, waar mensen actief zijn en dan met name in de gematigde en koele streken. Het is een echte cultuurvolger, die van oorsprong wellicht afkomstig is uit het zuiden van Europa. In Japan schijnt de soort nog niet voor te komen. Schaminée, J. et al. (2010) Veldgids Plantengemeenschappen van Nederland, beschrijft een associatie waarin de soort de meest voorkomende is en tevens kensoort, namelijk de
31Ab1 Associatie van Kleine brandnetel
In zachte winters bloeit de Kleine brandnetel het hele jaar door, wat bijvoorbeeld gebeurd is in de winter 2013-2014. in die periode waarin we nauwelijks nachtvorst gehad hebben, kon je de plant op alle verlaten en omgeploegde akkers vinden.
Meer informatie over de ecologie van de Kleine brandnetel en de relaties met andere organismen en het milieu is te vinden in Weeda, E.J. et al., (1985) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 1: 128-129.
Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 401. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, L. (2020) Heukels' Flora van Nederland: 399.
Een andere gemakkelijke determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 391-392.
Uitspraak (accenten) van de wetenschappelijke naam: Urtíca úrens.