In de rand van oevers, van op de kant tot in het water, valt Grote egelskop, Sparganium erectum, op tijdens de bloeitijd door de kogelronde bloeiwijzen boven in de vertakte hoofdstengel. Er zijn twee typen hoofdjes, namelijk die met mannelijk bloeiende bloemen en daaronder staan de vrouwelijk bloeiende hoofdjes. Deze laatste blijven tot lang in de herfst met hun vruchtjes zichtbaar aan de planten. De bladeren zijn smal en lijken wel wat op die van Kalmoes.
Tijdens de bloei- en vruchttijd die vanaf eind mei begin juni begint en doorloopt tot in september-oktober, kun je de Grote egelskop, Sparganium erectum L., uit de Egelskopfamilie of Sparganiaceae (thans ondergebracht in de Lisdoddefamilie of Typhaceae (Heukels, 24ste druk)) goed herkennen op zijn standplaats in oeverbegroeiingen. De plant staat daar van de droge kant tot in het water. Ook in moerassen komt de soort voor. Hij houdt van natte bodems, waar de wortelstok zich flink kan uitbreiden. Daarmee kan de plant zich goed uitbreiden op zijn standplaats, waar de soort wel moet concurreren met andere water- en oeverplanten.
Uit de wortelstok ontwikkelen zich rechtopstaande stengels, die alleen boven in de bloeiwijze vertakken. Dat is een kenmerk waarin de Grote egelskop zich onderscheidt van de andere soorten Egelskop, zoals de Kleine, de Kleinste en de Drijvende egelskoppen. Aan de stengels staan de smalle lijnvormige bladeren verspreid. Ze kunnen een breedte hebben van meer dan 6 mm tot wel 3 cm. Ook de bladeren staan rechtop en spruiten voor een deel uit de wortelstokken voort. Als je zo'n blad nader bekijkt en bevoelt, voel je een scherpe vouw over de hoofdnerf in de lengterichting van het blad. Bladeren met zo'n scherpe vouw noemen we gekield; ze hebben immers wel wat van een boot met kiel daaronder. Op doorsnee hebben deze bladeren een driehoekige vorm. Ze zijn helder groen van kleur en de nerven vallen niet op. Ook de dwarsnerfjes tussen de lengtenerven vallen niet op. Als je aan een vegetatief exemplaar van een Egelskop, waarvan je niet precies weet welke soort het is, duidelijke donkere lengtenerven en donkere dwarsnerfjes ziet, heb je met de Kleine egelskop van doen.
De bloeiwijze boven aan de zich vertakkende stengel bestaat uit een aantal bolvormige hoofdjes, waarin veel eenslachtige bloemen bij elkaar staan gegroepeerd. Er zijn onderaan elke zijtak een of meerdere bolvormige hoofdjes met vrouwelijk bloeiende bloemen en daarboven staan bolvormige hoofdjes met mannelijk bloeiende bloemen. Hoewel de bloemen eenslachtig zijn komen beide geslachten dus wel aan dezelfde plant voor, waardoor de Grote egelskop als een eenhuizige soort te herkennen is. De bloemen zijn tamelijk eenvoudig en hebben een zogenaamd bloemdek. De bloemdekbladeren, 3 tot 6 in aantal zijn groen van kleur. In de mannelijk bloeiende bloemen staan 3 tot 6 meeldraden. Als deze mannelijke bloemen hun stuifmeel of pollen hebben afgegeven aan de lucht, vallen de mannelijke bloemhoofdjes in hun geheel van de planten af. Je vindt dan boven de aanwezige vrouwelijke hoofdjes wel nog de lidtekens van de plaats waar de mannelijke hoofdjes op de stengel zaten.
De bolvormige hoofdjes met vrouwelijk bloeiende bloemen zitten zonder steel onder op de stengel of vertakking. Het is er tenminste altijd 1 maar er kunnen tot wel 4 vrouwelijk bloeiende hoofdjes aanwezig zijn. De bloemdekbladen zijn dik en op het bovenstandig vruchtbeginsel staan lange stijlen met hun stempels. Na bestuiving door het pollen dat uit de erboven staande mannelijk bloeiende bloemen valt, treedt er bevruchting op en groeien de vruchten verder uit. De stevige bloemdekbladen blijven om de vrucht heen zitten en kleuren aan de top donker bruin tot zwart. In dit stadium, de resten van de stijlen zijn dan nog aanwezig, is goed te zien waarom de Nederlandse naam Egelskop luidt.
MM_170719
Het verspreidingsgebied of areaal van de Grote egelskop is het noordelijk deel van het noordelijk halfrond; we noemen dat een circumboreaal areaal. Grote egelskop staat in de oevers van sloten en plassen, in moerassen en rietland.
Als je dieper op deze soort ingaat kun je aan de hand van de vruchten een drietal ondersoorten (subspecies) onderscheiden. De meest in onze contreien voorkomende subspecies heeft vruchten die tweekleurig zijn. Het onderste kegelvormig deel van deze vruchten is geelgroen van kleur en de afgeplatte top is tegen zwart aan. Dit is de subspecies Sparganium erectum subsp. erectum.
De andere twee ondersoorten hebben andere vruchtvormen en kleuren; hun verspreiding is meer beperkt. Van deze twee heeft de subsp. neglectum vruchten die egaal zijn, omgekeerd eivormig en glanzend éénkleurig geelbruin zijn. Deze subsp. heeft de Nederlandse naam Blonde egelskop, geïnspireerd door de egaal geelbruine kleur van de vruchten. Deze ondersoort vind je wel in het oosten en zuiden van Nederland.
De derde ondersoort of subspecies heeft vruchten die wel tweekleurig zijn maar minder uitgesproken dan de eerste ondersoort. Ze zijn van boven koepelvormig en donkerbruin en van onderen dwars gerimpeld en geelbruin. Het is Sparganium erectum subsp. microcarpum Hyl.. Deze ondersoort schijnt door het hele land voor te komen, overal waar ook Grote egelskop te vinden is.
Nog meer informatie over de ecologie van Grote egelskop en de relaties met andere organismen en het milieu is te vinden in Weeda, E.J. et al., (2003) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 5: 236-237.
Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 128. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, H(Leni). (2020) Heukels' Flora van Nederland: 294. In deze flora is de Egelskopfamilie ondergebracht bij de Lisdoddefamilie.
Een andere determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 227.
Uitspraak (accenten) van de wetenschappelijke naam: Spargánium érectum.