In veelsoortige graslanden, bijvoorbeeld op de hellingen van dijken en dijkvoeten, sommige bermen en langs struweelranden met een vochtige, mineraalrijke bodem, valt Gewone smeerwortel vaak op, door de ruw aanvoelende bladeren en stengels, maar ook door de bloeiwijze met daarin de hangende witte tot roodpaars kleurende klokvormige bloemen. De bloemen worden veelvuldig door grotere insecten als langtongige hommels bezocht die de nectar onderuit de bloemen en ook wel pollen verzamelen. Kleinere insecten als bijen, of korttongige hommels boren vaak onderin de kroonbuis een gat, zodat ze toch de nectar kunnen stelen. Dit noemen we "inbraak" en de geboorde gaten vallen vaak op door hun bruine rand.
Gewone smeerwortel, Symphytum officinale L. is een overblijvende soort uit de Ruwbladigenfamilie of Boraginaceae. De soort komt algemeen voor in België en Nederland en is te vinden in bermen, op dijken, in ruigten en bij slootkanten. Ze houdt van een behoorlijk voedselrijke, vochthoudende tot natte plaats in de volle zon tot in de schaduw van bijvoorbeeld struweel en bosranden. Dit geldt voor geheel Europa met uitzondering van het hooggebergte. De plant is in Noord-Amerika ingevoerd en verwilderd. Je vindt haar niet op zeer voedselarme, droge en hoger gelegen zandgronden, maar ook niet op de Waddeneilanden. Ook in de Belgische Ardennen tref je Gewone smeerwortel nauwelijks aan.
De planten worden 30-100 cm hoog, zijn in het algemeen fors en voelen borstelig ruw, zelfs stekelig aan door de sterke beharing. Dat geldt niet alleen voor de holle en vertakte stengels, maar ook voor de langwerpige tot eirond-lancetvormige bladeren. De wortelstandige rozetbladeren kunnen tot wel een halve meter groot zijn. De aan de stengel geplaatste, zittende bladeren lopen met zogenaamde lijsten door langs de stengel. Lijsten zijn stukken bladmoes die langs de stengel doorlopen. De bladeren hebben aan de onderzijde uitspringende nerven.
De penwortel is van buiten zwart, van binnen wit. Uit het gedeelte 'officinale' in de soortsnaam, blijkt dat Gewone smeerwortel in vroeger tijden in de apotheek gebruikt werd.
Gewone smeerwortel begint eind april te bloeien en de bloei gaat door tot in augustus. De bloemen zijn klokvormig, 2-4 cm groot en hangen naar beneden. Op de vergroeide kroonbuis staan vijf meeldraden ingeplant en de bloem ingang wordt met zogenaamde keelschubben afgedekt. Meeldraden en keelschubben staan wat schuin naar binnen geplaatst, waardoor de toegang tot de nectar bemoeilijkt wordt. Bezoekende insecten, bij voorkeur langtongige hommels worden zo gedwongen om via deze weg de bloem binnen te gaan, waarbij ze onderin de bloem nectar vinden en dan het stuifmeel of pollen meenemen. Wanneer de bloem op de beschreven manier bestoven is, kan bevruchting plaatsvinden. Uit het vierhokkig vruchtbeginsel, waartussen in het midden de stijl is geplaatst, ontstaan vier zwarte zaden. De kelkbladen zijn spits en de grootte is 1/3 van de buisvormige, vergroeide kroonbladen. De bloemen staan in zogenaamde schichten en de kleur van de bloemkroon varieert van paarsrood tot wit.
Insecten met een te korte tong, weten de nectar te vinden door opzij in de kroonbuis een gat te boren en dan de nectar te stelen, zonder dat de bloemen bevrucht worden. We noemen dit verschijnsel 'inbraak'. De geboorde gaten hebben vaak een smalle bruine rand.
MMGB_130128
Laatste wijziging 130730
Gewone smeerwortel is een, in Nederland zowel als in een groot deel van België, zeer algemeen voorkomende plant. Minder algemeen is de soort op de Waddeneilanden en ook in de Ardennen komt de plant veel minder voor. In de gematigde streken van Europa is Gewone smeerwortel over grote gebieden te vinden, zelfs tot in een deel van Centraal Azië.
Volgens Schaminée, J. et al. (2010) Veldgids Plantengemeenschappen van Nederland, komt de plant voor in graslanden en ruigten. Ook wordt een aantal plantengemeenschappen beschreven waarin de soort voorkomt als begeleidende soort, en wel in
16Ba Verbond van Grote vossenstaart
32 Klasse der Natte strooiselruigten
32Aa1 Associatie van Moerasspirea en Valeriaan
32Ba1 Rivierkruiskruid-associatie
32Ba2 Moerasmelkdistel-associatie
38 Klasse der Wilgenvloedbossen
38Aa Verbond van Wilgenbossen & struwelen
Het feit dat er zoveel variatie in planten van Gewone smeerwortel wordt gevonden ligt onder andere in het feit dat polyploide rassen van de soort voorkomen. Dat betekent dat het aantal chromosomen van afzonderlijke klonen niet hetzelfde is. Er worden planten met 2n=24 (normaal diploid), 2n=48 (tetraploid), en zelfs 2n=40 en 2n=56 gevonden. Zowel variatie in grootte en bloemkleur (van wit naar geelwit via rose en paars naar bijna rood) zouden daarmee verklaard kunnen worden.
In de alternatieve geneeskunst worden smeersels en zalven, waarin de verse wortel is verwerkt, gebruikt. Deze zouden helpen gewrichten soepel te houden en zelfs gewrichtspijn tegen gaan. Ook zou er een helende werking op wonden van uit gaan. Wees hier echter voorzichtig mee, omdat er in deze plant ook stoffen zitten die schade aan de lever kunnen toebrengen en zelfs kanker kunnen veroorzaken. Het is dan ook ten zeerste af te raden om hiermee zelf te experimenteren.
Meer informatie over de ecologie van Gewone smeerwortel en de relaties met andere organismen en het milieu is te vinden in Weeda, E.J. et al., (1988) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 3: 127-128.
Determineren op wetenschappelijke basis kan worden uitgevoerd met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk, de soort wordt beschreven op p. 466. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, L. (2020) Heukels' Flora van Nederland: 585.
Een andere gemakkelijke determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1994) Geïllustreerde flora van Nederland, 23ste druk: 558.
Uitspraak wetenschappelijke naam: Symphýtum officinále.