De plantensoorten uit de grote Ruwbladigenfamilie zijn kruiden die éénjarig of meerjarig kunnen zijn. Ze zijn vaak ruw behaard. De bladeren zijn enkelvoudig tot geveerd en staan verspreid of tegenover elkaar aan de stengels. De bloeiwijze is heel kenmerkend. Het is een zogenaamde schicht, die aanvankelijk is ingerold en in de loop van de bloeitijd zich uitstrekt. Dan staan de bloemen in een zig-zag patroon boven elkaar. Zijn er twee schichten, dan staat tussen die twee schichten één bloem die het einde van de stengel markeert. De bloemen zijn regelmatig, vijftallig en er staan vaak schubben in de keel, die een afwijkende kleur hebben van de bloemkroonkleur. De vijf meeldraden staan op de vergroeide kroon ingeplant. Het bovenstandig vruchtbeginsel groeit bij de meeste soorten uit tot een vierdelige splitvrucht.