In de zomer worden onze dijkhellingen en krijthellinggraslanden vaak gesierd door de bloeiende gele pluimen van Geel walstro, Galium verum. De tot wel een meter lang wordende planten liggen over de andere planten in het grasland heen. De pluimen bevatten een rijkelijke hoeveelheid van kleine stervormige gele bloemetjes. Deze worden bezocht door insecten als vliegen en kevers die voor de bestuiving en bevruchting zorgen.
Geel walstro, Galium verum L., vroeger ook wel Echt walstro genoemd is een meerjarige plantensoort uit de Sterbladigenfamilie en valt direct op onder de walstro's door zijn dichte bloeiwijze met felgele bloemetjes. De bloeiwijze is een lange, tamelijk smalle en rijkbloemige pluim. De bloei duurt van juni tot de herfst. De vier kroonslipjes zijn vergroeid en de meeldraden zijn hierop ingeplant. De vier kelkbladen zijn erg klein en eigenlijk alleen als tanden zichtbaar. Het onderstandig vruchtbeginsel is tweehokkig en groeit uit tot twee splitvruchten. Er zijn twee stijlen en stempels.
Net als bij Glad walstro eindigen de smalle, lijnvormige en in kransen staande bladeren in een stekelpuntje dat met een loep goed te zien is. De smalle bladeren zijn van onderen wit en de bladranden zijn omgerold tot bij de middennerf. De witte onderkant wordt veroorzaakt door dicht opeen geplaatste papilachtige haren.
De 15 tot 120 cm groot wordende planten hebben stengels die aanvankelijk rechtopstaand zijn, maar vaker nog liggen de planten over de andere planten in de begroeiing. De stengels zijn rond en hebben 4 fijne ribben, die je met een beetje moeite kunt zien.
Geel walstro tref je aan in grazige begroeiing, op min of meer voedselrijk en tamelijk vochtige bodem zoals op dijkhellingen. Ze is algemeen in de duingebieden en vrij algemeen in Zuid-Limburg en het rivierengebied en verder tamelijk zeldzaam.
MM_111023
Het verspreidingsgebied of areaal van Geel walstro is vrijwel geheel Europa, Klein-Azië en Iran. In de Benelux vind je Geel walstro in de gebieden met Krijtbodems, zoals Zuid-Limburg en de aangrenzende delen in België, in de duinen en het rivierengebied; ook in Zeeland en Zeeuws-Vlaanderen is het te vinden. Schaminée, J. et al. (2010) Veldgids Plantengemeenschappen van Nederland beschouwen het als een belangrijke soort in de verschillende plantengemeenschappen:
14 Klasse van Droge graslanden op zandgrond
17Aa2 Associatie van Parelzaad en Salomonszegel
19Aa4 Associatie van Betonie en Gevinde kortsteel
37Ac2 Associatie van Duindoorn en Liguster
De kransvormige bladeren zijn eigenlijk vanuit hun ontstaan te beschouwen als twee tegenoverstaande bladeren met ieder twee steunblaadjes die even groot zijn als de bladeren. Dat levert de kransen van zes ongeveer identieke bladeren op. De onderkant van de bladeren is wit van kleur door de papillen die daar staan. De bladranden zijn naar de middennerf toe omgekruld waardoor ze echt lijnvormig zijn.
Uitgebreide informatie over de ecologie van Geel walstro en over de relaties met andere organismen en zijn milieu zijn te vinden in Weeda, E.J. et al., (1988) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 3: 108.
Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 475. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, L. (2020) Heukels' Flora van Nederland: 579.
Een andere gemakkelijke determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 979-980.
Uitspraak van de wetenschappelijke naam: Gálium vérum.