Aan zijn wat vlezig uiterlijk herken je het donkergroene Melkkruid, dat dichte begroeiingen kan vormen op de hoge kwelder, schorren en in oeverbegroeiingen van sloten met wat brak water. Tijdens de bloei ontstaan alleenstaande witroze tot licht rode bloemen in de oksels van de bladeren halverwege de omhooggerichte stengels. Ondergronds maakt de plant uitlopers met winterknoppen die in een nieuw voorjaar uitlopen. Zo kan de plant zich vegetatief flink uitbreiden.
Melkkruid, Glaux maritima, uit de Sleutelbloemfamilie of Primulaceae is een bewoner van de schorren en hoge kwelders. Het is wel een kustplant, maar kan enkel gedijen als er slechts sporadisch zoutwater over zijn standplaats heen komt. Het kan ook binnendijks voorkomen bijvoorbeeld op de Waddeneilanden.
Ondergronds heeft Melkkruid ondergrondse uitlopers die ontspringen aan de stengelbasis boven het wortelstelsel. Aan die uitlopers ontwikkelen zich al in de zomer zogenaamde winterknoppen. Terwijl de planten bovengronds na de bloei afsterven blijven deze winterknoppen achter en ontwikkelen in het volgende voorjaar weer nieuwe planten. Dit maakt het interessant om te filosoferen over de vraag of je met een meerjarige of eenjarige soort te doen hebt. Kijk je alleen naar de plant dan kun je van een eenjarig kruid spreken.
Aan de voet is de plant vertakt en de stengels van Melkkruid liggen op het maaiveld, maar zijn ook opstijgend tegen de tijd dat de bloei eraan komt. De kleine wat vlezige bladeren zijn donkergroen en staan verspreid of tegenover elkaar aan de stengels. De kleine bladeren zijn elliptisch tot langwerpig- lijnvormig.
Halverwege het rechtopstaande deel van de stengel ontwikkelen zich in de bladoksels alleenstaande bloemen. Deze zijn erg afwijkend van de normale bouw van bloemen van de Sleutelbloemenfamilie, het zijn namelijk vijf vergroeide bloemdekbladen met tongvormige slippen. Er zijn derhalve geen twee kransen bloembladen, kelkbladen en kroonbladen. De vorm van de bloem is trompetvormig en de kleur varieert van witroze tot licht wijnrood.
De meeldraden staan afwisselend met de bloemdekbladen op de bloembodem ingeplant. Het bovenstandig vruchtbeginsel groeit uit tot een bolvormige doosvrucht die met vijf kleppen openspringt aan zijn top. Deze doosvrucht blijft omgeven door het verwelkte bloemdek.
MM_211208
Melkkruid is enerzijds een kustplant maar anderzijds een zoutsteppenplant van het gematigde deel van het noordelijk halfrond. Zo kun je de plant aantreffen op zoutplekken in het midden van Europa. In onze contreien is de plant te vinden op schorren en hoge kwelders in het Deltagebied, langs de kust en op de Waddeneilanden. Verder zijn er enige verspreid liggende locaties waar Melkkruid is aan te treffen.
Het percentage bloeiende planten neemt toe met het minder worden van de hoeveelheid zout. Binnendijks tref je het aan mits het water zwak brak is.
Voor meer uitgebreide informatie over de relaties met andere organismen, het milieu en de ecologie van Melkkruid verwijzen wij naar Weeda, E.J. et al., (1988) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 3: 67-68.
Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk:
Of met de nieuwste druk van deze flora: Duistermaat, H(Leni). (2020) Heukels' Flora van Nederland, 24ste druk: 567.
Een andere gemakkelijke determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk:
Uitspraak (accenten) van de wetenschappelijke naam: Glaux marítima
In het Duitse spraakgebied: Milchkraut, Primelgewächse.