De grote bruine sigaren van de Grote lisdodde (Typha latifolia) zijn bij iedereen bekend. De meesten zullen de opvallende uitgebloeide bloeiwijze, die nu doorgaans met een dikke vacht van zaadpluis is omhuld, wel herkennen van slootranden langs de weg. Maar ook op schoolplaten en in stripverhalen wordt de plant vaak getekend: het symbool voor een moerasachtige begroeiing. En dat klopt ook. In heel Nederland komt Grote lisdodde voor op vochtige vaak voedselrijke plekken langs sloten, vennen en in rietmoerassen.
Het zaadpluis zorgt ervoor dat de plant zich goed kan verspreiden, door de lucht en via het water. Ook blijven de zaden lang levensvatbaar (tot wel vijf jaar), waardoor de Grote lisdodde vaak als een van de eerst grote vaatplanten weer opduikt in herstelde moerasgebieden. Dat de mens veel met deze plant in aanraking kwam, is te merken aan de vele verschillende volksnamen die de Grote lisdodde rijk is.
De meeste namen zijn te linken aan het gebruik van de bloeiwijze van de plant in de keuken, als ragebol of als tondel. Andere namen verwijzen naar gelijkenissen met menselijke lichaamsdelen. Nog steeds wordt deze 'helofyt' veel ingezet. Bijvoorbeeld in de waterzuivering waar de Grote lisdodde een natuurlijk filter vormt en het water ontdoet van afvalstoffen.
Tekst en foto door Nils van Rooijen, 10 oktober 2016, © Flora van Nederland