Langzaam worden de beukenbossen wat lichter. De gesloten boomkruinen kleuren langzaam geel en bruin, alvorens hun bladeren te verliezen. Er vallen in deze tijd op het Noordelijk halfrond zoveel bladeren op de grond dat het zwaartepunt van de aarde zelfs ietwat verschuift en de planeet daardoor in de wintermaanden nèt ietsje sneller om haar as draait.
Denk maar aan een kunstschaatsster die tijdens de pirouette haar armen intrekt. In de zomer, als de hoge bomen vol in blad staan, is er voor de kruiden op de bosbodem van de beukenbossen nauwelijks genoeg licht om te groeien. Mede hierdoor zul je dan ook maar weinig planten vinden (op wat uitzonderingen na, zoals de Hulst (Ilex aquifolia)). De overige kruiden en struiken zijn aangewezen op open plekken langs wegen, de bosranden en onder dode bomen, zoals hier op de foto. Deze enorme dode kolossen van bomen zorgen voor grote open plekken in het bos waar de zon door de gesloten kruin kan breken.
Aan de voet van dode bomen zul je in het voorjaar dan ook een enorme diversiteit aan planten vinden die met elkaar concurreren om dit schaarse licht. In de volgende jaren zal de wedstrijd om licht leiden tot een successie, of opeenvolging, van lage kruiden, hoge struiken, kleine bomen en hoge bomen. Uiteindelijk zullen de meest geschikte bomen het weer winnen en zal een Beuk (Fagus sylvatica) het bladerdek sluiten en de open plek weer verduisteren.
Tekst en foto door Nils van Rooijen, 22 oktober 2016 © Flora van Nederland