Een stekelig behaarde plant met een stengel tot een meter hoog, met in de bovenste helft van die stengel veel bloemen die in de knop rozerood kleuren en na het open gaan zuiver blauw is Slangenkruid, Echium vulgare. De planten vormen eerst een rozet met tot wel 20 cm grote bladeren en pas in een van de volgende jaren een stengel die bezet is met bruine of witte knobbels waar de borstelharen op staan ingeplant.
Als pioniersoort staat Slangenkruid, Echium vulgare L., uit de Ruwbladigenfamilie, of Boraginaceae, bekend. Op open plekken komt de soort tot vestiging en ontwikkeling en vaak zie je dan zo'n plek al snel dichtgroeien met andere ruigtesoorten.
Na kieming ontwikkelt de plant een rozet met bladeren die tot wel 2 decimeter groot kunnen worden. Het zijn langwerpige, stekelig behaarde bladeren met een steel. Pas in het tweede jaar of nog later ontwikkelt de plant een stengel die tot wel een meter hoog kan worden. Op de stengel staan borstelvormige haren ingeplant op bruine, soms witte, knobbels. De bladeren staan verspreid aan de stengel; ze zijn meer lancetvormig dan de langwerpige rozetbladeren, en de bladschijf versmalt wel naar de stengel toe, maar er blijft een smal oppervlak ter weerszijden van de hoofdnerf. De bladeren zijn daardoor zittend en lopen in smalle lijsten af langs de stengel. Op de bladeren vind je eveneens papilachtige bollingen, wat zo'n blad het uiterlijk geeft van een tong. Ook de bladeren zijn met stevige haren bezet. De hele plant is erg stekelig.
De bovenste helft van de stengel bevat de bloeiwijzen. Korte schichten zijn geplaatst in de oksels van schutbladen, waardoor het geheel pluimvormig is. De bloemen zijn tweezijdig symmetrisch en als ze nog in de knop zijn is kleur van de kroonbladen rozerood. Na het openen verkleuren de tot 2 cm grote bloemen via paars naar zuiver blauw. De half zo lange kelk is diep ingesneden; de kelkslippen zijn ook behaard. De kroonbuis vertoont twee smalle langwerpige lichte vensters, die als een honingmerk te beschouwen zijn. Ze helpen de bloembezoekers, bijen en hommels, bij het vinden van hun weg. Op de kroonbuis zijn de vijf lobben te zien. De meeldraden zijn gedeeltelijk met de kroon vergroeid. Ze steken ver uit de afstaande kroonbuis en dienen als landingsplaats voor de bloembezoekers. De stijl groeit pas later uit en steekt dan nog verder uit dan de meeldraden. De top van de stijl is gaffelvormig gespleten, net als de tong van een slang. Er zijn derhalve twee stempellobben.
Na de zaadzetting sterft de plant af. Het zaad blijft lang kiemkrachtig.
MM_130701
Het areaal van Slangenkruid bestrijkt bijna heel Europa en aansluitend Centraal Azië. Het is een soort die op warme door de zon direct beschenen plekken. Het zijn vaak open, zandige, humusarme, kalk- en stikstofrijke bodems. Bijvoorbeeld in de duinen waar steenslag, puin of sintelgruis is terecht gekomen, maar ook op rivierduinen. In Zuid-Limburg staat de soort op zuidelijk geëxponeerde steile kalkhellingen. Het kiemkrachtig zaad kan lange tijd onder de oppervlakte blijven liggen en wordt de bodem omgezet of naar elders verplaatst dan kan dat betekenen dat zich een aantal Slangenkruid planten snel ontwikkelt. Schaminée, J. et al. (2010) Veldgids Plantengemeenschappen van Nederland beschrijft de naar de soort genoemde
31Ba1 Slangenkruid-associatie
Opmerkelijk is dat Slangenkruid geen keelschubben heeft, zoals we die bij bijna alle plantensoorten uit de Ruwbladigenfamilie vinden.
Het beeldmateriaal is verzameld aan planten gevonden bij de Duivelsgrot aan de westkant van de Sint Pietersberg.
Voor meer uitgebreide informatie over de relaties met andere organismen, het milieu en de ecologie van Slangenkruid verwijzen wij naar Weeda, E.J. et al., (1988) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 3: 125.
Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 465. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, L. (2020) Heukels' Flora van Nederland: 583.
Een andere determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 843.
Uitspraak (accenten) van de wetenschappelijke naam: Echium vulgáre