Van de met fraaie hoofdjes met gele buisbloemen en witte lintbloemen getooide meeste kamillesoorten of nauw aan kamille verwante soorten onderscheidt de Schijfkamille, Matricaria discoidea, zich door het ontbreken van de witte lintbloemen. Daardoor herken je deze plantensoort heel gemakkelijk, vooral ook omdat de sterke kamillegeur van deze soort opvalt als je de plant tussen je vingers wrijft. De soort is overal te vinden op plekken waar mensen actief zijn, zoals op akkers, paden, in bermen, maar ook op parkeerplaatsen en op stoepen, kortom het is een typische cultuurvolger die zich zeer thuis voelt in ruderale terreinen.
Schijfkamille, Matricaria discoidea DC., is een gemakkelijk herkenbare soort uit de Composietenfamilie of Asteraceae. De hoofdjes staan op korte stelen. In de hoofdjes ontbreken lintbloemen en de holle bloembodem met alleen buisbloemen is bol- tot kegelvormig. De buisbloemen zijn viertandig, wat erop wijst dat de bloemetjes viertallig zouden zijn, wat voor de Composieten erg uitzonderlijk is. Tussen de buisbloemetjes vind je geen stroschubben; deze ontbreken ook bij de Echte kamille en bij de Reukeloze kamille. De nootjes, die zich ontwikkelen uit de onderstandige vruchtbeginsels, hebben een kroontjesachtig pappus.
De planten van deze eenjarige soort zijn niet behaard. Ze kiemen gedurende bijna het hele jaar van de vroege lente tot de late herfst; meerdere generaties kunnen dan ook per jaar hun hele levenscyclus voltooien.
De bladeren zijn fijn veerdelig en zitten verspreid aan de stengels. Het is een taaie plant die sterk naar kamille geurt. De stengels zijn zo taai dat ze nauwelijks te lijden hebben van betreden of berijden.
De planten blijven laag en worden zelden hoger dan 30 cm. Het is een pioniersoort die goed tegen betreden en berijden kan. Je vindt ze dan ook altijd direct aan de kant van wegen en op paden, op ruderale terreinen en verruigende plaatsen. Ook in akkers tref je ze aan. Het is een overal in het land voorkomende tredplant, die zich inmiddels over bijna alle gematigde en koelere zones van de wereld heeft verbreid.
MM_111127
Het verspreidingsgebied of areaal van Schijfkamille was oorspronkelijk beperkt tot de landstreken die grenzen aan het noorden van de Grote oceaan, dus Noordoost-Azië en Noordwest Amerika. Doordat ze in Europa is ingevoerd in Botanische tuinen heeft ze vanaf 1840 kunnen verwilderen. Thans tref je Schijfkamille in alle gematigde streken van de aarde aan, tot zelfs in Zuid-Amerika en Australië toe. De bodem moet stikstofrijk zijn en verdicht door betreding maar ook stagnerend water kan als oorzaak van de verdichting dienen. Intussen maakt ze, zoals beschreven in Schaminée, J. et al. (2010) Veldgids Plantengemeenschappen van Nederland, deel uit van een aantal duidelijk te onderscheiden plantengemeenschappen in de Benelux:
12 Weegbree-klasse
12Aa2 Associatie van Varkenskers en Schijfkamille
Schijfkamille heeft een sterke kamillegeur, net als de Echte kamille. De verspreiding van Schijfkamille wordt bevorderd doordat de vruchtwand van de nootjes door vocht wat kan verslijmen. Daardoor worden de nootjes gemakkelijk verspreid doordat ze aan schoeisel, kleding, autobanden en dergelijke blijven plakken. Worden de planten door dieren afgegraasd en opgegeten, dan blijkt een aantal nootjes onaangetast het darmkanaal te passeren. Ook op die manier wordt de soort verspreid.
Uitgebreide en nadere informatie over de ecologie van Schijfkamille en de relaties die de soort onderhoudt met andere organismen en het milieu is te vinden in Weeda, E.J. et al., (1991) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 4: 72.
Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 606. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, L. (2020) Heukels' Flora van Nederland: 718.
Een andere gemakkelijke determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 1075.
Uitspraak van de wetenschappelijke naam: Matricária discoídea